De Waarheidsvriend cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van De Waarheidsvriend te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van De Waarheidsvriend.

Bekijk het origineel

Het eens te worden met Gods weg

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Het eens te worden met Gods weg

T. Wiesenekker-Moll (72) en de hervormde gemeente van Huizen

14 minuten leestijd

Van tijd tot tijd willen we in ons blad een vraaggesprek publiceren met iemand die gedurende een langere periode van betekenis mocht zijn voor een hervormd-gereformeerde gemeente. Het motief hierbij is niet een mens centraal te stellen, maar het werk van God, zoals dat gestalte krijgt in het dagelijkse leven van de gemeente, te belichten. Vandaag deel 8: na Aartje Boon uit Molenaarsgraaf, D. Dekker uit Nunspeet, B. Marijs uit Arnemuiden, C. H. Sukkel uit Kesteren, H. Leonard uit Dordrecht, L. Vlietstra uit Hollandscheveld, J. P. Teeuw uit Lekkerkerk, nu mevr. T. Wiesenekker-Moll uit Huizen.

Stond hervormd Huizen niet vele decennia model voor de Gereformeerde Bond? Predikanten als Bout, Boer, Den Besten en Beens, Vermaas, Vroegindeweij, Van Sliedregt, Cirkel, Timmer en vele anderen dienden het vissersdorp met het Evangelie op een wijze die ook buiten het Gooi gezag had. Toch is het gesprek met mevr. T. Wiesenekker-Moll géén idealisering van het verleden, maar teken van Gods genade en zorg in het heden. Als moeder van negen kinderen, van wie er vier gehandicapt ter wereld kwamen, ging God met haar een eigen weg. 'Het is voor mij de weg geweest om me dicht bij Hem te brengen. Daar kan ik nu alleen: "Dank u wel, Heere" voor zeggen, want een andere weg voor mij was er niet.'

Sprekend over haar ouderlijk huis, benadrukt mevr. Wiesenekker de geborgenheid die ze samen met haar twee broers ervaren heeft. 'Ik kom uit een Huizer gezin. Vader was zeer betrokken bij de kerk, zat jaren in de zondagsschool, was jaren ouderling. Zijn betrokkenheid bij jonge mensen hield hem zelf jong, vonden wij als kinderen. Vader was nogal strak in de leer; hij ging zijn gezin voor, zoals hij dacht dat het moest. Voor we naar bed gingen, schaarden we ons allen om de tafel en dan deed hij een gebed, droeg de dag aan de Heere op. Dat heeft mij elke keer veel gedaan. Overdag preekte hij niet, zei hij nooit wat wij fout deden, maar 's avonds legde hij de goede én verkeerde dingen voor God neer. Ik heb een heel fijne en geborgen jeugd gehad.
Vader was een kind van God. Voor moeder gold dat pas in de laatste fase van haar leven. Dat is jammer, want dan heb je zo weinig levenstijd meer om uit te dragen wat je beleeft. Moeder zat altijd met de vraag: "Zou het wel waar zijn? Mag dat wel en kan dat wel?" Die onzekerheid heerste in Huizen sterk. Zelf heb ik ook erg gezeten met het aannemen van Christus. In dit opzicht was vader een uitzondering.
Die onzekerheid heeft met de prediking te maken. Er wordt nu gunnender gepreekt. En daarbij moeten we vasthouden dat God met ieder mens Zijn eigen weg gaat. Het Evangelie mag niet hard overkomen, want God is liefde, al weet ik goed dat Hij niet alleen liefde maar ook een vertoornd Rechter is. Toch stoot hardheid zo gauw af. Nu wordt er meer over bijbelse zaken gesproken, kiezen jonge mensen bewust voor het afleggen van geloofsbelijdenis. Vroeger ging dat automatischer.
In die tijd waren er geen bijbelkringen, maar was er uit de kerk gezelschap. Daar zat ik dan bij, want er was maar één kamer en maar één kachel. Ik herinner me dat één meneer altijd in de put zat, terwijl vader een blij christen was. Hij liet dan een lofzang zingen, zodat moeder later zei: "Wat was je weer ondeugend!" Het is heerlijk als je die blijheid mag bezitten. Daar kun je mee leven en mee sterven.'

Mest om de levensboom
Het was ds. H. A. de Geus die in 1926 de heilige doop aan mevr. Wiesenekker bediende. De gemeente werd voor de oorlog tevens gediend door ds. G. Lans, ds. Jac. Vermaas, die later voor de tweede keer naar Huizen kwam, en ds. B. N. B. Bouthoorn. 'De Heere begint heel jong in een mensenleven, zo heb ik ervaren. Ik was als elfjarig meisje erg ziek, werd voor de dood weggehaald. Toen is de Heere al met me begonnen, heeft hij mij liefde tot Hem en ook geduld geleerd, wat ik later in m'n gezin moest beoefenen. Ik wist niet te kunnen maar toch te moeten sterven. Dan loop je vast, maar Hij overwint gelukkig. Dat is Zijn werk.
Tot een doorbraak in het geloof kwam het bij mij ongeveer twintig jaar geleden onder een preek van ds. G. S. A. de Knegt: "Gij hebt niet gewild!" De Heere had al zoveel gedaan, er was zoveel mest om mijn levensboom gelegd, maar ik heb niet gewild. Dan komt een mens om. Dan kom je om én dan mag je leven. Als je in de gezelschappen niet mee kon praten, was het niet goed. De Heere haalde me echter alles uit handen en dan blijft Hij alleen over. En dat is zo rijk!
De gezelschappen hadden me nooit tegengestaan, maar later leerde ik zelf dat God met ieder mens een andere weg gaat. Zijn eigen weg. We hoeven niet allemaal te weten wat daar verteld werd. De Heere heeft me mijn hele leven vertroost met Zijn vertroostingen, maar ik had er nooit genoeg aan. Het was niet tot zaligheid, ik kon er niet mee sterven. Tot die ene preek.'

Belijdenis en avondmaal
Vier van de negen kinderen die het echtpaar Wiesenekker kreeg, werden gehandicapt geboren. Het stempelde in sterke mate het geloofsleven. 'Ja, rond de geboorte van de kinderen zijn er hele worstelingen geweest. Het is niet te beschrijven hoeveel klachten er opgegaan zijn. God heeft me op een zeker moment beloofd: Op uw noodgeschrei doe Ik grote wonderen'.
Mevr. Wiesenekker dacht toen dat haar dochter Beitje, die vorig jaar op 45-jarige leeftijd overleed, beter zou worden, maar de vervulling van de belofte kwam heel anders. 'Beitje heeft, toen ze 21 jaar was, een brief naar ds. D. van den Berg geschreven, zonder dat wij het wisten. Hij kwam met haar brief bij ons. Wat moest hij ermee? Ze wilde belijdenis doen, maar in Huizen had nog nooit een gehandicapte belijdenis gedaan. Beitje kon slechts gebroken praten, niet meer dan een kind dat de eerste woordjes zegt. Maar de kerkenraad ging akkoord. Ds. Van den Berg heeft haar op zaterdagavond belijdeniscatechisatie aan huis gegeven. Ze is aangenomen en heeft op haar manier de vragen beantwoord.
De Oude Kerk was haar thuis. Nog weer later wilde ze aan het avondmaal. Dat zag ik helemaal niet zitten, want in een rolstoel was nog nooit iemand aan het avondmaal geweest. Een hoed kon ze niet ophouden, drinken kon ze amper, eten ook niet. Ds. Van Brummelen zorgde voor een oplossing. Hij zei: 'Een hoed kan ze niet op, dus dat is geen punt.' Ze lag meer in haar stoel dan dat ze zat. 'Dan geef je haar toch een kruimeltje brood? En dan maak je haar lippen met je vinger nat? Opgelost.'
Ik kon haar zelf nooit aan de bediening brengen, nee, dat kon ik niet. Ik had altijd genoeg aan mezelf en dacht: Mijn gezin mag niet tussen God en mij staan. Dat heb ik in mijn leven met veel strijd moeten leren. Toen heeft een diaken Beitje gehaald. Een kind laat je wel dopen, maar je kunt het niet aan de bediening brengen. Dat is zijn eigen keus en die keus was duidelijk, ook bij Bert, die 34 jaar oud geworden is. Eerst was hij boos, want hij wilde als twintigjarige leren, maar hij had geen handen om vast te pakken en geen voeten om op te staan. Ook hij heeft belijdenis gedaan. En toen had Bert ook verlangen naar het avondmaal. Wat blij waren die kinderen dat ze aan mochten gaan! Als ik denk aan al die mensen die blijven zitten… Het is zo groot. Beitje knikte nadat de belijdenisvragen gesteld waren en toen zei ds. Van den Berg: Ja. Maar Bert zei: "Ik kan het zelf wel". Dat was een pittige meneer. Hij zei 'Ja' met zijn mond wijd open, maar geluid kwam er niet uit. Van de zomer was de lucht een keer strakblauw en ik wilde het gordijn voor de hemel wel even wegschuiven: Heere, drie kinderen van wie ik mag weten dat ze bij U zijn!'

Erepositie
Op 21-jarige leeftijd deed mevr. Wiesenekker belijdenis bij ds. W. Vroegindeweij, 'mijn man bij ds. J. van Sliedregt. Als er in deze tijd jonge mensen belijdenis doen, zijn er altijd onder hen die ook aan het avondmaal deelnemen. Persoonlijk vind ik dat heerlijk, want na de keus om de Heere te volgen, groei je in de loop der jaren wel. Dat heb ik ook ervaren. Je groeit in de tijd die God je geeft. Voor mij is die tafel zó'n drempel geweest.
Tegenwoordig worden de dingen waarop het aankomt, in de preek meer benoemd. Of er ook meer vanzelfsprekendheid is? Dat kan, maar dat kan ook als er een lange tijd tussen belijdenis en avondmaal zit. Ik ben áltijd weer blij als jonge mensen opstaan en deelnemen, want het opstaan betekent geen erepositie voor jou. Je erkent dat je buiten de Heere niet kunt, juist in deze tijd van ontwording en secularisatie, want die dingen heersen hier ook.
Huizen is beslist geen christelijk dorp meer, maar er is wel een kern die bij het Woord blijft. We hebben in de gemeente altijd goede predikanten gehad. De een ging weg, dat speet je verschrikkelijk en dan kwam er weer een ander. Ik meen dat ds. J. den Besten wel vijf of zes kinderen van ons gedoopt heeft, en met ds. J. P. Nap hadden en hebben we ook een sterke band. Omdat ons gezin anders in elkaar zit, hebben we toch een andere binding met de dominees gehad, wat niet meer overgaat. We hebben nóg fijne dominees. Ik weet best dat je de een liever hoort, of dat de een meer tot jou spreekt, maar in Huizen is een heel goede verkondiging.'

Wordt het verleden in Huizen erg geïdealiseerd, de tijd van ds. G. Boer en ds. Van Sliedregt? 'Misschien door sommigen, maar mijn vader heeft me geleerd: "Ook een predikant is een mens, die fouten maakt. Zet hen niet op een voetstuk, want dan vallen ze eraf en zijn ze weg". Je neemt veel mee van je jeugd. Huizen is in het Gooi altijd een aparte plaats geweest, tussen Bussum en Blaricum. Nu zijn hier ook alle kerken te vinden: vrijzinnig, baptist, katholiek, gereformeerd en is er ook een moskee.
Waarom Huizen anders is dan Laren? Omdat God verkiest. Dat zeg ik, wetende dat er voor elke zondaar genade is. Maar ik durf er verder niets over te zeggen. Ik voel me erg thuis in de eigen gemeente, waar het Woord verkondigd wordt.'
Van jongs af aan is mevr. Wiesenekker een verenigingsmens. 'Ik ben in de gemeente zeer actief geweest. Toen ik nog geen acht jaar was, was ik luisteraartje op de meisjesvereniging, voor drie cent in de week. Dat was voor de oorlog. Later werd ik lid, voor zes cent. Er werd een bijbelverhaal en iets uit de kerkgeschiedenis verteld, en we zongen.
In de jaren van ons trouwen was er genoeg thuis te doen, maar toen de kinderen groter werden, deed ik meer dan tien jaar ziekenbezoek in de wijk, totdat ik op mijn zeventigste moest stoppen. Nu ben ik betrokken bij de terminale eindfase.'

Geen andere weg
Vier van de kinderen van de familie Wiesenekker bleken spasma te hebben, wat pas openbaar kwam op de leeftijd dat ze moesten leren staan. 'De artsen zijn nooit achter de oorzaak gekomen. Het heeft in mijn leven voor veel strijd gezorgd, niet omdat Beitje, Bert, Johanna en Jaap-Joost zo waren, maar om het met God eens te worden. Het is wel de weg voor mij geweest om me dicht bij God te brengen. Daar kan ik nu alleen: "Dank u wel, Heere" voor zeggen, want een andere weg voor mij was er niet. En deze weg had ik nooit gekozen, want dan had ik het niet gekund. Negen kinderen is al een hele opgave, zeker als vier van hen niets konden. Als mijn man opstond, hielp hij er beneden twee in de beugels en ik hielp boven de twee kleintjes. Natuurlijk konden we de andere kinderen niet die aandacht geven die we zouden willen geven, maar we wilden hen er beslist niet in laten omkomen, door alleen op de anderen gespitst te zijn. Voor jezelf was er geen tijd over. Mijn man heeft op zijn vijftigste een eerste hartinfarct gelaregen, waarna hij nog zeven jaar thuis geweest is, voor ons samen heel rijke jaren. Als we samen achter een kopje koffie zaten, zei hij: 'Het is eigenlijk te mooi voor ons op aarde." We konden het accepteren nooit tijd voor elkaar te hebben, want we waren bezig voor óns gezin. Uitgaan was er ook niet bij. Er was niet veel geld, maar het waren wel zeven goede jaren.
Mijn man kon het verdriet moeilijker kwijt dan ik, hij was een ander mens. Al trouw je samen, je blijft ieder een eigen persoon. Zestien jaar is hij nu overleden. Ik ben blij dat hij niet heeft meegemaakt dat drie van zijn kinderen gestorven zijn. Dat zou voor hem heel moeilijk geweest zijn.
Hij was zo aan hen verbonden! Ja, ik had toen de zorg alleen. Elk weekend kwamen ze alle vier thuis. Dat is toen teruggedraaid naar drie. Beitje en Jaap-Joost konden moeilijk van huis, dus die kwamen elk weekend, terwijl Bert en Johanna om de week kwamen. Dat ging goed.
De gemeente was zeer betrokken bij ons gezin, al dacht ik bij het naar de kerk, de zondagsschool of de catechisatie gaan soms: "Het is zo'n grote gemeente en wie houdt er ooit de deur voor je open?" Dat gebeurt nu wel hoor! Als de predikant van de kansel komt, ga ik altijd met de wagen eruit. Dan loop je niemand voor de voeten en rijd je niemand in de benen. Het diaconaat in de gemeente is beter geworden. Ik wil wel vreselijk graag mezelf draaiende houden, en dat weet men.'

Verborgen leed
Door haar werk als ziekenbezoeker leerde mevr. Wiesenekker de gemeente van Huizen ook kennen. 'Ik ben nog nooit achter een voordeur geweest waar geen verdriet is, ben wel eens thuisgekomen met het gebed: "Lieve Heere, dat U mij dit deel toebedacht heeft en niet dat erge wat ik vandaag gehoord heb. Want hier heeft u mij voor klaar gemaakt." Wat is er ontzettend veel verborgen leed! Eenzaamheid, verlating door man of vrouw, kinderen die nooit meer thuiskomen of die anders geaard zijn. Bij ons was het vroeger nooit gemakkelijk, maar we hebben toch geprobeerd een geborgen gezin te scheppen. In al het verdriet was de Heere nabij, en dat kun je niet bevatten. "Heere, dat U naar mij hebt omgezien, want wie ben ik?" Dat is groot. En dan kun je leven en hoef je niet te sterven. En als het sterven wordt, kun je ook nog leven.
Maar mijn taak op aarde is niet af. Dat merkte ik toen ik vorig jaar op straat gemolesteerd ben. Ik ben van achteren aangevallen, in elkaar geslagen, werd pas na twee uur wakker en heb toen om hulp geroepen. Ik mocht blijven leven, want mijn taak was niet klaar. Ik heb kinderen, kleinkinderen om voor te zorgen en mee mee te leven. In die tijd stierf Beitje en kort daarna bleek een schoondochter ernstig ziek. Toen zei ik: "Heere, nu weet ik het niet meer, nu krijg ik het niet meer op een rij." Altijd heb ik gevraagd: "Heere, als het maar vrucht mag brengen voor een ander", maar toen wist ik het niet meer.
Uit het Woord kun je echter veel op je eigen leven toepassen. Ik ervoer wat God zei tegen Job, nadat die door de satan was aangevallen: "Je mag alles doen, maar niet aan zijn leven komen". Satan mocht niet aan mijn leven komen, want de Engel des Heeren heeft over mij gewaakt. Vlak voor Goede Vrijdag heb ik toen heel dicht bij het kruis gestaan, wetende dat het niet de joden waren die Hem kruisigden, maar ik. Dan wordt het persoonlijk. En dan te mogen leven, dat is groot. Niet altijd is die wetenschap zo dichtbij, maar het ligt wel vast, in Hem.'

P. J. Vergunst, Apeldoorn

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 18 februari 1999

De Waarheidsvriend | 16 Pagina's

Het eens te worden met Gods weg

Bekijk de hele uitgave van donderdag 18 februari 1999

De Waarheidsvriend | 16 Pagina's