STAAT EN MAATSCHAPPIJ
INFLATIE.
Het is in onzen tijd voor regeering en volk van groot belang de volle aandacht te schenken aan het vraagstuk der inflatie.
Wat inflatie beteekent Inflatie wil, volgens het bekende Van Dale's woordenboek, zeggen: „overmatige vermeerdering van den niet door goud gedekten voorraad papieren geld, waardoor het geld sterk in waarde daalt".
Bankbiljetten, waarvoor geen voldoende dekking aan goud aanwezig is, verliezen hun waarde.
Wij vonden onlangs in een blad een sprekend voorbeeld van wat onder inflatie is te verstaan.
Wanneer — zoo lazen wij — iemand zijn geld belegt, zeg ƒ30.000.— als hypotheek op gebouwen, dan heeft de hypotheek-acte hare volle waarde alleen als de gebouwen bij verkoop ƒ30.000.— waard blijven. Maar als de hypotheek verzwaard wordt, terwijl de gebouwen in waarde verminderen, komt er stellig een dag, waarop een deel van het kapitaal verloren gaat. Inflatie is nu een regelmatige uitbreiding van het aantal bankbiljetten, zonder vergrooting der dekkingswaarde.
Men zal zich herinneren uit de dagen, kort na den wereldoorlog, dat eerst de Oostenrijksche kroon en daarna de Duitsche mark, die vóór den oorlog respectievelijk een waarde hadden van ongeveer 50 en 60 cent, in Hollandsch geld uitgedrukt, dermate in waarde terug liepen, dat om den geldkoers bij te houden, bankbiljetten van een millioen en een milliard mark werden gedrukt en zelfs biljetten van een biljoen mark nog niet een waarde hadden van een Nederlandschen gulden.
De persen waren in die landen dag en nacht in de weer om in de behoeften aan bankpapier te voorzien.
Dat was de Oostenrijksche en de Duitsche inflatietijd.
Het zijn bekende feiten, dat tijdens desen inflatietijd de particuliere schulden als leeningen, hypotheken enz., die in vroeger jaren in kronen of marken waren aangegaan, met een bagatel aan geld werden terugbetaald.
En zooals de particulieren en de banken in Oostenrijk en Duitschland deden, zoo handelden ook de Rijks-en gemeentelijke regeeringen in die landen met de Staats- en gemeenteleeningen. Zij waren in een ommezien van tijd van hunne leeningen af. Obligatiën van duizend kronen of marken werden met bankbiljetten van een waarde van een paar centen afgelost. Oostenrijk en Duitschland, om nu maar van geen andere landen te gewagen, hebben aan den lijve al de ellende gevoeld, die van de inflatie het gevolg was.
Dit groote gevaar van inflatie dreigt thans weer, nu het goud als Standaard wordt losgelaten.
De toestand is op het oogenblik reeds zóó, dat 17 landen den gouden standaard hebben afgeschaft, terwijl 12 landen een valuta (wisselwaarde van het geld) hebben die belangrijk beneden pariteit (gelijkheid in koers) noteert (b.v. België en Frankrijk) en 11 landen door middel van deviezen-verordeningen, dat zijn verordeningen betreffende wissels, die betaalbaar zijn in buitenlandsch geld, hun goudmechanisme feitelijk buiten werking hebben gesteld.
Met elkaar derhalve 40 landen, die samen meer dan de helft van den wereldhandel omvatten, wier valuta wankel staat.
Men ziet uit deze gegevens, dat het gevaar verre van denkbeeldig is, dat weer opnieuw een inflatietijdperk intreedt. Doch dan zullen de gevolgen daarvan van veel grooter omvang worden dan in de na-oorlogsche jaren.
Toen op het einde van het vorig jaar, tengevolge van het loslaten van den gouden standaard in Engeland, het pond plotseling in waarde omlaag ging, verscherpte dit oogenblikkelijk den crisistoestand en kwamen de financiën van heel wat menschen door de daling van het pond in de war.
Inflatie beduidt „opblazing" van het geld. Daalt het geld in waarde, dan heeft dit tot gevolg dat de prijzen van alle goederen stijgen. Wat voorheen b.v. ten onzent voor honderd gulden kon worden gekocht, al bij „opblazing" van het geld duizend of tienduizend of honderdduizend gulden moeten kosten.
En wat de schade betreft, die de inflatie veroorzaakt, deze schade lijdt niet de nietbezitter of de man, die schulden heeft, maar de spaarder, de werkman, die zijn loon ontvangt, de ambtenaar, die salaris geniet, de oude van dagen, die pensioen trekt, of die moet leven van opgespaard geld, zoodat een groot deel, en wel het beste deel van een volk verarmt.
Inflatie is wel de grootste ramp, die een volk treffen kan.
Het Nederlandsche volk leeft, dank zij de krachtige maatregelen van de regeering, nog in gunstige omstandigheden.
De gulden bezit nog zijn volle waarde. Doch dit kan ook veranderen. Er is maar heel weinig noodig om ook ons land in de financiëele moeilijkheden te brengen.
Vooral nu de toestand in Indië zoo ongunstig is en daardoor onze handels-en
betalingsbalans in nadeeligen zin worden beïnvloed, is het van zeer groot belang, dat er niet meer van buiten wordt ingevoerd, dan hoog noodig is, terwijl de uitvoer op zoo hoog mogelijk niveau wordt gebracht.
Daarom is zuinig leven de eerste eisch die behoort te worden gesteld ; want ook ons volk hangt het zwaard van Damocles boven het hoofd. God beware ons volk voor de inflatie , zij zou ook voor ons land een groote ramp beteekenen.
SOCIALISTISCHE WETSVOORSTELLEN.
De Sociaal Democraten hebben thans twee wetsvoorstellen ingediend, die waarschijnlijk nog door een derde zullen worden gevolgd.
Het eerste wetsvoorstel wil de Grondwet aldus wijzigen, dat geen mobilisatie van de weermacht kan plaats vinden, zonder voorafgaande toestemming van de Volksvertegenwoordiging.
Het tweede wetsvoorstel bedoelt, zooals het Socialistische dagblad De Voorwaarts dit zegt, de mobilisatie van den Bijzonderen Vriiwilligen Landstorm onmogelijk te maken.
Men hoopt dat te bereiken door een eenvoudige wijziging van de Dienstplichtwet en van de Wet op het reserve-personeel.
Het Nederlandsch Weekblad, orgaan ter verbreiding van de Christelijk Nationale beginselen, schrijft daarvan :
Het ontwerp is gericht tegen den Bijzonderen Vrijwilligen Landstorm, de 70 duizend mannen, die naar hun devies „als het moet" gereed staan om gezag, troon en kerk te schragen. Zij zijn den Rooden een doorn in het oog, eenerzijds omdat zij het levende beeld zijn van de orde, en gezaglievendheid van het grootste deel der natie, en anderzijds omdat, welnu, laten we maar zeggen, omdat de heeren Albarda & Co. nog steeds de revolutie vaan in het hart dragen.
Wij hebben er al meer op gewezen, dat Troelstra's revolutieplannen van 1918 nog steeds niet waren ingetrokken.
Het is nu wel heel aardig, om van mr. Troelstra na zijn dood alleen het goede te memoreeren ; ook wij hebben hem bij momenten, b.v. zijn nationale houding eind Juli 1914 bij de mobilisatie onzer weermacht, ook als groote geest erkend, maar zijn houding in 1918 was meer dan eene „vergissing", zij was en blijft een gevaar voor onze natie en deze kwade werken volgen, helaas, hem na.
Het onkruid, door hem toen gezaaid in den vaderlandschen akker; is nog niet uitgewied'. De S.D.A.P. is in haar ziel nog steeds revolutionair, en dat zij dat is, onderstreept zij thans wel ten duidelijkst in dit wetsontwerp, dat zijn doelstelling heeft in den wensch de slagboomen weg te nemen en den revolutionairen overweg verder onbewaakt te laten.
Zoo zien wij thans duidelijk dat alle zoogenaamde gematigdheid ten spijt, ook deze vos zijn haren wel verliest, maar niet zijn streken.
Is het een poging tot afleiding van inwendige partij-onlusten ? Is het een doodskreet van de stervende marxistische philosophic ?
Daarom : alle orde-en vaderlandslievenden, waakt ! De stormbal is geheschen. Het gaat om Gezag, Orde, Troon en Kerk.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 28 januari 1932
De Waarheidsvriend | 4 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van donderdag 28 januari 1932
De Waarheidsvriend | 4 Pagina's