Boekbespreking
De Heilige Schrift, (J. v. d. Graaf, red.), uitgeverij J. H. Kok, Kampen 1984, 204 biz., ƒ 36, —.
In dit boek is een serie van 15 artikelen over de Heilige Schrift, enige tijd geleden in de Waarheidsvriend opgenomen, gebundeld. Ter kenschetsing van het geheel geef ik een aantal aantekeningen en conclusies door. De reeks wordt geopend door C. Graafland in De Heilige Schrift als Godsopenbaring. Het voortbestaan en de blijvende kracht en geldigheid van de Schrift vindt haar diepste geheim in God zelf. Gewezen wordt op het trinitarisch karakter van de zelfopenbaring Gods. Vooral het werk des Geestes is betrokken bij ontstaan, bestaan en voortbestaan van de Schrift. De openbaringsgetuigen werden toegerust om de openbaring te ontvangen en door te geven (inspiratie).
Hét is zeer juist, dat. hierna het zelfgetuigenis van de Schrift ter sprake komt (J. Maasland). De Schrift heeft in zichzelf en vanuit zichzelf gezag (autopistie). In verband met het innerlijk getuigenis van de Heilige Geest, die verlicht én verzegelt, worden 'nieuwe openbaringen naast het Woord' verworpen.
Het stuk van de inspiratie van de Heilige Schrift behoort misschien wel tot de moeilijkste stukken in dit verband. J. Broekhuis schrijft hierover als het wonder, dat de Heilige Geest in een gestalte van een dienstknecht verscheen. Hij citeert Da Costa: wij volstaan met het te weten: de Schrift is geheel goddelijk en toch ook geheel menselijk. Ook J. Hoek spreekt over de dienstknechtgestalte van de Schrift in een artikel over de grondtalen van de Bijbel. 'De talen zijn de schrijn, waarin men dit kleinood (het Evangelie) draagt' (Luther). A. de Reuver laat zien welk een rijkdom van getuigenissen over de Schrift bij de Reformatoren te vinden is. Gewezen wordt o.a. op de beloften van het Evangelie: het Woord als spiegel van God, gewaad van het Evangelie en wagen van de Geest.
Ook K. Exalto put uit de schat van de kerk {Het Schriftgezag in de Ned. Gel. Belijdenis). De NGB spreekt van heilige boeken, goddelijke schriften, over 'de bijzondere zorg Gods voor ons onze zaligheid' die Hij betoonde als Hij apostelen en profeten.bevel gaf om Zijn geopenbaarde Woord te schrift te stellen (art. 3, 5, 7). 'Wij geloven zonder enige twijfel' (art. 5). In De Schrift en de Gereformeerde Orthodoxie schrijft Graafland over de verstarring in de tijd na de reformatie. Voor de Schrift betekende dat een rationele, mechanische inspiratieleer.
C. Bart {De historiciteit van de Schrift) legt nadruk op de eigen aard van de bijbelse geschiedschrijving. De Schrift dient zich aan als een betrouwbaar getuigenis van de grote daden Gods; daar vinden we de levende verkondiging van Gods daden. De Schrift wijst op de betekenis van de beschouwingen van Bultmann in de kritische theologie. Eén van de conclusies die W. Dekker (Literaire genres in de Schrift) trekt is deze: Het speuren naar een Geschichte Israels levert archeologisch en godsdiensthistorisch wel iets op, maar legt theologisch geen enkel gewicht in de schaal. In Schriftkritiek wijst H. J. de Bie de bronnensplitsing af. Feitelijk is in onze tijd de Schriftkritiek in de Bijbelwetenschap geïntegreerd. De Schrift is in de eerste plaats de ganse Schrift, niet zo maar een verzameling oud-Israëlitische en vroeg-christelijke literatuur. De Bijbel is het Boek van de christelijke kerk, van origine een joods boek; de taalwereld is joods. Maar alles wat joods is is nog niet bijbels. C. den Boer, die hierover schrijft eindigt met Abraham en Gods eenzijdige trouwverbond. 'Oud en Nieuw Testament staan tot elkaar onder een heilige spanning (zo W. Chr. Hovius, De verhouding van het Oude tot het Nieuwe Testament). De Reformatoren stellen de prediking in het spanningsveld van de belofte en de verantwoordelijkheid (L. G. Zwanenburg, De heilige Schrift en de prediking). H. Visser wil enerzijds niet weten van een tijdgebondenheid van de Schrift, die tot afbraak van de Schrift leidt; anderzijds moet niet worden vergeten, dat de kerkvaders iets van de tijdgebondenheid hebben vertolkt. Tijdbetrokkenheid van de Schrift aanvaardt hij. Tenslotte: S. Meijers schrijft uitvoerig over Voortgang der openbaring in leer en leven: 'In-dacht en aan-dacht zijn voortdurend op elkaar betrokken. Indachtig laten wij de geboden Gods op ons aankomen. Aandachtig leven wij ons de vragen en de noden van de wereld in. De vrucht daarvan is de geloofskennis die in de gehoorzaamheid tot bloei komt. En zo gaat dan de openbaring voort doordat wij leren uit het Woord en van de wereld'. Met deze conclusie beëindigt de auteur zijn bijdrage aan dit belangrijke werk.
Ik hoop dat dit omvangrijke boek door velen gelezen en doorgewerkt zal worden ter verdieping van inzicht in de vele vragen die hier aan de orde worden gesteld.
H. Bt.
H. D. Keus-Jonker en G. van Soest, Opvoeden een spannende zaak. Vijverbergserie 2, uitg. J. H. Kok-Kampen 1984, 118 pag„ prijs ƒ 19, 90.
In dit boek willen de schrijvers, de één werkzaam aan De Driestar en de ander aan de GSA De Vijverberg, een analyse bieden van het pedagogisch spanningsveld tussen een theologisch mensbeeld en de geseculariseerde samenleving (ondertitel van het boek). Het boek kent vier onderdelen. Er wordt aandacht geschonken aan 1. een theologische anthropologie, 2. secularisatie, 3. het pedagogisch handelen vanuit een theologische anthropologie in een geseculariseerde samenleving en 4. de opvoeding van het kind in gezin, school en kerk. Kort samengevat kun je zeggen dat de auteurs ingaan op de pedagogische problematiek die zich aandient bij hen die willen vasthouden aan de normen die de Schrift aanreikt maar dan voortdurend botsen op een samenleving die er totaal andere normen
op na houdt. Hoe in dat spanningsveld te staan en hoe er mee om te gaan. Men kiest het uitgangspunt in de bijbelse visie op de mens (theologische anthropologie), stelt een onderzoek in naar wat het geseculariseerde denken o.a. hierover zegt. Dan dient het spanningsveld al genoemd zich aan. De schrijvers pleiten er niet voor dit spanningsveld op te heffen, veeleer het zich en anderen bewust te maken. Het is dringend nodig te weten in welke wereld we leven en welk mensbeeld men daar hanteert. Opvoeders dienen zich hierin grondig te oriënteren teneinde jongeren weerbaar te maken. Jongeren moeten ook weten wat ze geloven en wat ze belijden. Zo moet hen geleerd worden waaruit hun 'anders zijn' bestaat. Onze tijd heeft als voordeel dat we teruggeworpen worden op de fundamentele vragen van het christelijk leven. De jeugd moet zelf tot een verantwoorde positiekeuze worden geleid. De opvoeding mag er nimmer toe leiden dat de kinderen zich wereldvreemd gaan gedragen. In het laatste hoofdstuk geven de schrijvers aandacht aan drie verschillende opvoedingssituaties waarin kinderen zich bevinden: het gezin, de school en de kerk.
Met erg veel instemming dit boek gelezen. Ik denk dat het allen die geregeld zich in het hier genoemde en gesignaleerde spanningsveld bevinden zal aanspreken. Te denken valt aan hen die in het onderwijs werkzaam zijn, maar ook aan predikanten, catecheten en jeugdouderlingen. Een waardevol tweede deel van een veelbelovende serie. Er bestaat een toenemende behoefte aan dit soort principiële voorlichting.
J.M.
Okke Jager, De dood in zijn ware gedaante, uitgave Ten Have, Baam, 22 blz., ƒ 24, 50.
Dr. Jager is een progressief theoloog in de Gereformeerde Kerken in Nederland. Dat blijkt ook in deze pennevrucht, bijvoorbeeld in de hier verdedigde opvatting dat God niets met het lijden en de dood te maken heeft, dat Hij er tégen is, maar deze machten nog niet overwonnen heeft. Er zal heel omzichtig geformuleerd dienen te worden wanneer het gaat over Gods voorzienigheid ten aanzien van het leed, de dood en het kwaad. Er is onder ons nog al eens een monistische trek te bespeuren, wanneer de zonde en het leed te rechtstreeks en te rechtlijnig worden teruggeleid tot Gods wil. Veel rouwadvertenties geven in dit opzicht te denken. Doen we God geen oneer aan wanneer we aan Hem toeschrijven wat in werkelijkheid door de satan en de zondige mens wordt teweeg gebracht? Maar aan de andere kant is er de dualistische dwaling, die in de moderne theologie opnieuw hoogtij voert. Zo kan Jager schrijven: 'De dood is niet een roepstem van God, maar zijn aartsvijand die Hem in de rede valt'. Wij zouden niet sterven op Gods tijd! Deze opvatting doet niet alleen tekort aan de almacht van God, maar ook aan de heilsmacht van Christus.
Er staat overigens ook veel goeds in het boek. De hoofdthese is dat de dood niet bij het leven hoort. Allerlei moderne vormen van herwaardering van de dood komen in feite neer op versluiering en nieuwe berusting. Van harte kan ik instemmen met de kritische opmerkingen die de schrijver maakt aan het adres van prof. Kuitert. Jager wil krachtig onderstrepen dat de dood een vijand is en dat er over de dood niets dan kwaads gezegd kan worden. Maar het is daarbij uiterst betreurenswaardig dat hij niet erkent dat de dood als bezoldiging van de zonde een gevolg is van de historische zondeval. Daarmee heeft hij zichzelf de mogelijkheid ontnomen om wérkelijk te slagen in zijn ontmaskering van de dood.
Er zal een tweede deel volgen, getiteld 'Liever langer leven'. Vanuit de verklaarde vijandschap tegen de dood moeten alle krachten gemobiliseerd worden voor levensverlenging. Dr. Jager heeft in elk geval een interessant boek geschreven, dat op een aantal punten een goed tegenwicht biedt tegen hedendaagse bagatellisering van de dood. Het kan ter kritische lezing aanbevolen worden.
J. Hoek
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 22 november 1984
De Waarheidsvriend | 20 Pagina's

Bekijk de hele uitgave van donderdag 22 november 1984
De Waarheidsvriend | 20 Pagina's