De Waarheidsvriend cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van De Waarheidsvriend te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van De Waarheidsvriend.

Bekijk het origineel

MEDITATIE

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

MEDITATIE

Wat is een waar geloof ?

11 minuten leestijd

Mattheüs 15 vs. 21—28.

Na een fel gevecht met Farizeen, vertrekt Jezus naar de deelen van Tyrus en Sydon, daar Hij vermoeid en bedroefd is over hun eigengerechtigheid en ongeloof. Hij wil met Zijn discipelen alleen zijn. En daarom gaat Hij buiten de grenzen van Zijn land, naar het gebied ten Noorden van Gallilea, waar ook Elia eens verkeerd had bij de weduwe van Zarfath. Maar zien we eens achter de schermen van het tooneel, hoe zien we dan 's Vaders trekkende hand, die alles leidt en bestuurt. Dan zien we, hoe des Vaders liefde uitgaat tot een arme weduwvrouw uit dat van God verlaten heidenland. Door Zijn Geest heeft Hij een vrouw arm en ellendig in haar zelve gemaakt. En door dienzelfden Geest wordt de Zoon nu naar dat land geleid. De menschen spreken altijd van „toevallig" ! Ja, hier mogen we de waarheid van Jezus' woorden merken, die Hij zooeven uitgesproken had : „Niemand komt tot den Zoon, tenzij de Vader hem trekke". En zoo loopt Jezus met Zijn discipelen door één van die dorpjes, wanneer zij plotseling in hun gesprekken gestoord worden door een vrouw.

Heere, Gij Zone Davids, ontferm U mijner. Mijn dochter is deerlijk van den duivel bezeten. Een booze geest was in haar gevaren. De beste specialisten zal zij wel geraadpleegd hebben. Maar nergens vond ze baat. De moeder is radeloos van angst en smart. En dan is het de Heere, Die Zich vrijwillig over haar ontfermt.

En hoe het nu gegaan is, weten wij niet precies, of ze zelf den Heere Jezus al eens heeft hooren spreken, of dat ze óver Hem heeft hooren spreken. Hoe dan ook, op een gegeven oogenblik hoort ze, dat Jezus in haar dorp gekomen is. Zonder zich te bedenken, vliegt ze de straat op en roept ze het uit: „Gij Zone Davids, ontferm U mijner, want mijn dochter is zoo ziek". Wat kunnen we hier zien, dat deze vrouw, zij het ook heel onbewust, toch niet vreemd is aan de hoogere dingen van haar ziel. Door den Geest gedreven, gaat ze niet alleen met haar dochter, maar ook met haar ziel naar Jezus. Sommigen willen hier slechts denken aan een wondergeloof. Maar daar is haar gebed en haar heele geloofsleven te innig en te hartstochtelijk voor. Waarschijnlijk is deze vrouw wél meer onder de prediking van Jezus geweest. Zijn woorden heeft ze bewaard. Ze is er over gaan denken. De Geest heeft haar werkzaam gemaakt. Ze is begeerig en hongerend gemaakt. Waarnaar, weet ze misschien zelf nog niet. En nu is de ziekte van haar kind een aanleiding om haar uit te drijven naar den éénen Medicijnmeester, Christus, die wonderen doet naar lichaam en ziel. Dat de vrouw diep aan haar schuld ontdekt is, daarvan spreekt de Schrift niet. Wèl, dat er een innige begeerte bij haar is om bij Jezus te zijn. En we zullen zien, hoe Christus haar steeds dieper in het geloofsleven inleidt. Onze bekeeringswegen zijn niet alle dezelfde. Bij het zoeken naar genezing in de wereld is de vrouw ten einde raad geworden. Ze is radeloos en wanhopig. En in dien staat van wanhoop en radeloosheid openbaart de Heere haar de kostbare gestalte van Christus, als de éénige Redder en Behouder.

Nu weet ze het: Jezus alleen kan haar redden. Niet, dat ze Jezus reeds als haar Redder bezit. En wat zien we ook vaak, dat een mensch lang in bekommernis moet wandelen, voordat hij dien Jezus zijn Zaligmaker mag noemen. Hem in het geloof mag omhelzen. Maar dat wil niet zeggen, dat hij geen oog mag hebben voor den Zaligmaker. Een ontdekt zondaar ziet Christus niet terstond als zijn Zaligmaker, maar wèl als de éénigste Zaligmaker, die er te zoeken en te vinden is.

Daardoor ontstaat er ook die felle begeerte om Jezus te mogen kennen en te ervaren als Dengene die zonden vergeeft. Die troostrijke woorden spreekt. Dan wordt er ook de bede der Kananeesche vrouw geboren, niet éénmaal, maar telkens weer, onophoudelijk : „Heere, Gij Zone Davids, ontferm U mijner, want Gij alleen kunt mij redden". Zie, dat begeeren en roepen is reeds een daad des geloofs. Laat het dan een onbewust of een toevluchtnemend geloof zijn, of hoe ge het ook noemen wilt, tóch is het een begin van een waarachtig geloof, omdat het zich alleen maar vastklemt aan Jezus, den Zone Gods, den éénen middelaar Gods en der menschen, die zielen van het verderf kan redden.

Een wonder van genade, dat hier in dit vreemde land een heidensche vrouw met al haar moeite en schuld naar Jezus vlucht. Ja, een wonder van genade. Doch Jezus antwoordde haar niet één woord. Niet één woord heeft Hij voor deze behoeftige ziel over. Neen, Jezus zwijgt niet uit onverschilligheid tegenover haar. Maar door Zijn zwijgen moet de waardij, de kwaliteit van het geloof blijken. God stelt Zijn kerk steeds weer op de proef. En de huidige kerk des Heeren mag uit dit voorbeeld haar troost putten, wanneer de Heere misschien niet terstond tot haar overkomt. Hij zwijgt tot hun eigen bestwil, opdat straks het wonder der verlossing nog grooter zijn zal, ook al spreekt Jezus hier geen hoorbaar woord, wel zal Hij onhoorbaar tot haar ziel gesproken hebben, zal Hij deze vrouw steeds dichter naar Zich toegetrokken hebben. Zoo kan Jezus voor Zijn volk zwijgen en toch spreken tegelijk.

Evenwel, door het zwijgen van Jezus wordt de zielenood van de vrouw des te grooter. Wanneer de Heere Zijn aangezicht verbergt voor Zijn kinderen, wordt het hun zoo bang. Wanneer voor het gevoel de eenige stok, waaraan ze zich vastklemmen, begint door te buigen, ja, door midden dreigt te breken, dan komt Satan met zijn aanvallen en juist dan zijn ze op zijn felst. En vooral wanneer het de kleinen zijn, de pas beginnenden in het geestelijk leven, die het meest de verzorging en vertroosting nog noodig hebben, zooals de Kananeesche vrouw. Evenals bij een klein kind, hooren we dan hun klagelijk geschrei. Maar uit het voorbeeld van de Kananeesche vrouw mogen we zien, dat de Heere ons nooit loslaat, ook al lijkt het wel eens zoo. De Heilige Geest laat ze nooit los. Ja, het gaat wel eens door diepe dalen en donkere wegen. Maar ook al verbergt de Heere Zijn aangezicht, ook al zien ze het licht Zijns aanschijns niet, ook al toeft de Heere met Zijn antwoord, toch blijft het waar geloof zich aan Jezus vastklemmen. Meer, het waar geloof blijft niet hangen in het zoeken naar bevindingen in het booze, ongerechtige hart. Het gaat niet zoeken naar gronden in het vrome hart. Het ware geloof vindt er geen voldoening in om zich te verlustigen en te spiegelen in de kennis van zonde en ellende. Het ware geloof is er niet trots op, dat de mensch in zonde ontvangen en geboren is. Het ware geloof zal een mensch hierover hartelijk en bitter leeren weenen en zal zoeken naar die plaats, waar alle zonden wegsmelten en wegzinken in de kruisvoldoening van Jezus Christus.

Dit is een kenmerk van het ware geloof, dat een ontdekt zondaar, die levend is geworden, niet met de doode visch afdrijft, maar tegen den stroom op zwemt. Ook al is alles tegen hem, ook al verbergt Jezus het aangezicht voor hem, toch zoekt hij Jezus en Jezus alléén. Het is geen worstelen van werkheiligheid, maar een worstelen juist omdat men niets hééft, niets kan, en toch iets hebben moét: Jezus als een Borg voor zijn ziel, omdat hij anders voor eeuwig verloren gaat! We zullen nooit van onze zonden gewasschen kunnen worden door ónze tranen, maar alleen door het bloed van Jezus Christus. Er zullen wel tranen moeten zijn. Maar die mogen alleen maar vloeien in de richting van Golgotha's kruis.

Neen, van de Kerk des Heeren kan de Kananeesche vrouw het ook al niet verwachten. De discipelen worden dat gebedel van een bekommerde ziel zat en ze zeggen : Heere, help die vrouw of stuur haar anders weg, want: „ze roept ons na" ! Ze schamen zich ! (Misschien heeft Petrus later, toen hij ook bitterlijk weende, nog wel eens met schaamte aan dit gebeuren teruggedacht!)

Maar wat erger is : Jezus lijkt ook onbarmhartig. „Ik ben alleen maar gekomen voor de schapen van het huis Israels". Nog grooter wordt de beproeving. Nog donkerder wordt het. Nu komt de Heere met de Verkiezing. Ik ben alleen maar voor het uitverkoren Bondsvolk Israël. En dit zal de genadestoot wel zijn. Nu zal de vrouw wel zeggen : „Ik kan er ook niets meer aan doen. 'k Heb mijn best gedaan ; nu moet mijn kind maar sterven en moet ik maar in mijn zonde omkomen". Nietwaar, lezer, dat hooren we toch ook wel eens : niet verkoren, dan maar verloren. Maar neen, zie hier de kracht van het toevlucht nemend geloof van een ontdekt zondaar. De Kananeesche vrouw zegt niet, dat is niet waar ! Ze buigt zich des te dieper, ze valt aan de knieën van Jezus, ze worstelt met de verkiezende liefde Gods en roept het uit: Heere, help mij !

Dit is een bijbelsch, levend geloof. Dit is waarachtige kennis van ellende en daarom is er ook een waarachtige begeerte naar het bloed van Christus. Maar nog is de strijd niet volstreden. Nog schenkt Christus Zich niet weg. Het is niet betamelijk om het brood van de kinderen aan de hondekens te geven. De Heere bedoelt het woord hond hier niet verachtelijk, maar Hij neemt een voorbeeld uit het huiselijk leven. Ook in het Oosten had men wel honden als huisdieren. De Heere veracht deze vrouw niet. Maar ze moet het toch maar hooren, dat ze een hond is, dus dat ze een vreemdelinge is, die niet bij het gezin hoort, die geen rechten heeft om aan tafel te zitten. Zie, en nu zouden wij al gauw zeggen : Dat neem ik niet, dat lust ik niet. Eet dat zelf op. Ik zou niet weten, waarom ik minder ben dan een ander. Och, die dit zeggen, hebben zich nog niet leeren kennen zooals deze vrouw, die zich zelve kende in haar on-, ja, doemwaardigheid. En daarom zegt ze „Ja, Heere". Wat gaat het er met deze vrouw diep door. Er blijft niets van haar over. Ze moet er totaal aan. En toch : Ja, Heere. Het waar geloof stemt eigen onwaardigheid toe. Dat zal ooit voor ons wat kosten, voordat we ons zelf gansch en al opgeven, toestemmen, dat men er niet bij hoort. En toch zal het moeten. Asaf: „Ik ben een groot beest". Paulus : „ik ben de grootste der zondaren". Willen ook wij dat zijn ? Willen ook wij onszelven opgeven ? Dan is het goed, en toch nog niet voldoende ! Want nu zullen we ook nog met de Kananeesche vrouw het woordje maar, èn toch moeten leeren uitspreken. Het waar geloof blijft vasthouden. Waaraan ? Aan zichzelf ? Neen, maar aan Gods onwankelbare liefde en trouw ! Móéten sterven en toch niet kunnen sterven, omdat Jezus leeft!! David : „doch bij U is vergeving !" De Kananeesche vrouw : „doch ook de hondekens !" Zie hier Gods trekkende liefde. En zie hier ook de vrucht van Gods trekkende liefde : Gods recht toestemmen, voor eeuwig om te moeten komen en toch blijven pleiten op Gods liefde.

Moge er van dat pleitend geloof ook in onze tijd bij de bekommerde Kerk meer gevonden worden !

Neen, de Heilige Geest maakt niet gulzig. Een kruimeltje maar, Heere. En als een arm zondaar maar met een kruimeltje tevreden is, dan zal ze ook nog wel eens een zegen vinden. Dan laat de Heere nog wel eens wat vallen. Een kruimke maar, Heere. En dan kan de Heere Zich niet langer inhouden. Dan moet Hij Zich wegschenken en spreekt Hij : o, vrouw, groot is uw geloof. Het staat er niet bij, maar de vrouw zal wel gezegd hebben : Neen, Heere, niet mijn geloof, maar groot is U w liefde! En dan gebeuren er twee wonderen : de dochter wordt genezen, en de vrouw ontvangt een Borg en Zaligmaker voor haar ziel. Ik geloof, dat het laatste wonder wel het grootst is ! Die vrouw is thans bezig God te verheerlijken om Zijn genade.

Zult ook gij die vrouw éénmaal helpen met dat werk ?

Veen (N. Br.).

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 7 maart 1946

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's

MEDITATIE

Bekijk de hele uitgave van donderdag 7 maart 1946

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's