De gemeente door de eeuwen heen
De gemeente
3
Hoe staat het met het gemeente-zijn in het Nieuwe Testament? Vaak is geprobeerd om de 'eenvoudige' Evangeliën en Jezus' woorden over de gemeente uit te spelen tegen de 'ingewikkelde' situaties in de Brieven. Is dat juist? Het is in elk geval niet juist om ervan üit te gaan dat de gemeente in de Evangeliën een verlengstuk is van de synagoge. De petra-tekst, Matth. 16 : 18, waarin Christus spreekt van Zijn gemeente, en de tucht-tekst, Matth. 18:15-17, waarbij Christus zegt dat twee of drie in Zijn Naam vergaderd zijn, laten zien dat een andere gemeente dan de joodse bedoeld is. Ds. Geluk heeft reeds over het nieuwe en eigene van de Nieuwtestamentische gemeente geschreven, en daarom zal ik er niet nader op ingaan. In elk geval hebben Paulus en de andere apostelen wat betreft de opbouw der gemeenten geen ander fundament gelegd dan wat gelegd was.
Zeker is dat het eigen karakter van de Nieuwtestamentische Kerk — een woord dat bijv. de Statenvertaling vanwege de 'roomse zuurdesem' vermeden heeft — staat of valt met de dienst der verzoening, de vervulling van de Wet, het gescheurde voorhangsel en de verdwijning van wat Hebr. 8 : 13 het 'oude' verbond noemt. In wezen gaat het daarbij niet om de veroudering van het Oude Testament of een deel ervan, maar om de verdwijning van die joodse eredienst die tégen de geestelijke strekking van het Oude Testament in (Jer. 31) leefde van een veruitwendigd wetticisme. Christus en de apostelen. maar ook de gemeente had niet te strijden met Israël en de vaderen, alsof nu een 'nieuw Israël' zou kunnen ontstaan, doch met het jodendom dat tussen de Testamenten in sterk was geworden en zich voortzette in een scherpe tegenstelling tot het christelijk geloof. Matth. 28:11-15, nagenoeg heel Handelingen, en veel plaatsen in de Brieven, maar ook bepaalde zinspelingen in de Talmoed leggen van deze geest getuigenis af. Zodoende is de Nieuwtestamentische Kerk uitgegroeid in een gedurige strijd op twee fronten: jodendom en heidendom, terwijl zij van beide de bekeerlingen in zich draagt. De grote kenner van kerk-en dogmen-geschiedenis Adolf von Hamack toonde aan dat de vroegchristelijke liturgie voor een deel zich uit synagogale bestanddelen ontwikkelde en ijverde tegelijk voor de erkenning dat de ontwikkeling van de geloofsleer sterk onder griekse invloed stond (hellenisering). Het laatste woord is hier nog niet over gesproken. Wij weten uit Hand. 6 en 15, dat de onderlinge verhouding tussen jodenchristenen en heidenchristenen inzake de gelijkwaardigheid van beide delen der Kerk en het houden van de Wet moeilijkheden heeft opgeleverd.
Het belangrijkste echter vinden wij in het antwoord van de apostelen, vooral van Paulus doch ook van het hele apostelconvent, aan de nazaten van Abraham die zich op hun 'privileges' beroepen. De apostelen benadrukken dat de Kerk en elke gemeente deelt in de Heilige Geest, door Wie de Kerk het lichaam, van Christus heet. Er is in het hele Nieuwe Testament en ook in het vroege christendom tot ±125 niets dat meer bepalend is voor de Kerk dan dit. De verhoogde Christus schenkt uit de hemel van Zijn Geest op alle vlees, maar de gaven van de Geest (1 Cor. 12-14) schenkt Hij aan de gemeente die zo Christus lichaam wordt, en meer en meer is. Er is over het geestelijke, pneumatische van de Kerk heel wat te doen, ook vandaag de dag. En het puur charismatische, het vol-zijn van Geestesgaven, waar velen hoog van opgeven doch die meestal gereduceerd worden tot tongentaal, gave der profetie en kracht tot genezing, heeft schaduwzijden. Maar wie deze zaak verstaat in Christus en zoals Paulus die bedoeld heeft in de Brieven aan de Corinthiërs en eigenlijk in al de Brieven, kan er geen verkeerde kant mee uit. Integendeel! Niets is van zo eminent belang voor de relatie tussen Israël en de heidenen, voor de zending, voor het diakonaat, voor de verhouding van Wet en Evangelie en voor de relatie tussen de leden van Christus' lichaam onderling, als de vervulling met de Geest en de bediening die uit de troon in de hemel is. Hiermee houdt verband dat in het Nieuwe Testament Kerk en Zending zoniet een identiteit, dan toch een onlosmakelijke eenheid vormen.
Van hieruit ook moet de vrijwillige gemeenschappelijkheid in alle goederen der gemeente verstaan worden, haar dagelijks samenkomen (immers als leden van hetzelfde lichaam!), haar liefde tot de Heere en onderling (de hoogste geestelijke gave — 1 Cor. 13), haar verwachting van de wederkomst, haar getuigenis naar buiten en toch ook...haar beslotenheid en eigen leven. Wie de maatschappelijke, politieke en culturele aspecten aan het eerste christendom onderzoekt, wordt wetenschappelijk teleurgesteld. Tegelijk wordt hij verwezen naar de binnenkant van het geloof dat gedurende de eerste eeuwen in zo sterke mate een eigen en 'ander leven' voortbracht, niet uit kramp of ruimtevrees, doch door de Geest van God.
Kamerik
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 5 juni 1975
De Waarheidsvriend | 12 Pagina's

Bekijk de hele uitgave van donderdag 5 juni 1975
De Waarheidsvriend | 12 Pagina's