Geestelijke verlating of een zieke ziel? (2)
Depressiviteit in de gemeente
Lijdensweg
In geestelijke verlating leven is een lijdensweg. Het is een nood kennen in je leven, die je zelf niet kunt oplossen. Hoe een oplossing voor en een uitweg te vinden uit deze nood? Het kan er hevig aan toe gaan. Klachten van allerlei aard gaan er soms mee gepaard. Lichamelijke en psychische klachten. In een gemeente kreeg iemand van de huisarts een verwijzing naar een psychiater, omdat er al wekenlang een gevoel van ernstige depressiviteit te bespeuren viel. De klachten liepen zo hoog op, dat de arts dit de enige weg achtte te zijn. Maar de reactie van het gemeentelid was vol diepe overtuiging: met alle respect voor de wijsheid van artsen, ik heb geen psychiater nodig, maar de Heere zelf.
Enkele weken later raakte het Woord het hart op een ingrijpende wijze en er trad een totale en radicale verandering op. Alle klachten verdwenen geheel. De duisternis in de ziel werd opgeklaard en hemels genadelicht zette op een ruim levensspoor. De Geest 'van hierboven' had de verstopte kanalen 'hier beneden' opengebroken.
Nu wil ik met dit voorbeeld absoluut niet de schijn oproepen, als zou deze weg voor ieder dezelfde zijn, die in geestelijke nood en donkerheid verkeert. Ieder mens heeft iets eigens, is uniek. En ook het werk van God in een mens is nimmer lopende-band-werk. Dat is eigenlijk altijd het probleem als je voorbeelden uit de pastorale praktijk opvoert. Ze gaan zo licht als modellen fungeren, waarop anderen zich gaan vastleggen en zich aan vastklampen. We dienen de vrijmacht van de Geest voluit open te houden.
Teergevoelig
Woelderink onderkent in zijn al eerder aangehaalde verhandeling over geestelijke verlating dat hier zeker ook de psyche, het karakter, de aanleg van een mens een belangrijke rol kan spelen. Wie teergevoelig is, klaagt veelal het eerst over geestelijke verlating. We mogen er echter ook weer geen verklaringsprincipe van maken door te stellen: geestelijke verlating is typisch iets voor gevoelige naturen. Dat zou dan betekenen, dat zij die krachtiger en vaster in het geloof staan, er niet zo gauw last van zouden hebben. Zo is het beslist niet. 'Teergevoeligheid staat tegenover hardheid. Maar men kan op grond van de Schrift toch niet beweren, dat de harden van gemoed bijzonder van God bemind zijn'. Je kunt dat uiteraard ook van teergevoeligen niet zeggen, dat ze om zo te zeggen een streepje voor hebben bij God.
Woelderink wil wel aangeven, dat wie teergevoelig van karakter is, veel sneller onder de indruk raakt als er iets niet in orde is in de relatie man en vrouw of ouders en kinderen en daarom ook vrij snel reageert op een haperende relatie met God.
Geloof en gevoel
In dit verband is het ook van belang te letten op de verhouding geloof en gevoel. Wij mensen zijn snel geneigd, geloof en gevoel te vereenzelvigen. Ik voel niets, dus ik ken geen geloof. Mijn geloof is niet echt, want ik voel helemaal niets. Tobben over geestelijk leven hangt heel vaak hiermee samen. Dat geldt voor hen, die van zichzelf niet durven zeggen een waar gelovige te zijn. 'Nee, ik ben geen kind van God, want ik heb nog nooit iets gevoeld'. Maar ook onder hen, die toch niet durven ontkennen, dat God in hun leven is gekomen, wordt vaak veel getobd over geestelijke duisternis, omdat alle gevoel uit hun geloof verdwenen is. En juist hier kan dan iets openbaar komen van depressiviteit. In het gevoelsmatig beleven der dingen worden dan immers ernstige storingen ondervonden. Iemand die last heeft van depressieve gevoelens of zelfs in een depressie is terechtgekomen, klaagt altijd over het verdwijnen van het gevoel uit het geestelijk leven. Het bidden wil niet meer, zo wordt gezegd. Er is geen contact meer, het wordt althans niet beleefd of gevoeld. Bijbellezen wil niet vlotten en de kerkgang, voorzover nog mogelijk, levert niets op. En dat alles maakt de depressieve gevoelens veelal nog ingrijpender. Want als God nu ook al wegwijkt uit het leven, dan lijkt de wanhoop nabij. Dat roept dan weer de nodige schuldgevoelens op, dat men dat durft te denken of zelfs te uiten. Een vicieuze cirkel, waarbinnen wordt rondgedoold, zonder dat er een deur blijkt te zijn. Op de achtergrond staat dan veelal de vereenzelviging van geloof en gevoel. Als pastor heb je de neiging sterk te benadrukken dat geloof méér is dan alleen gevoel. Bijbelteksten worden opgevoerd: de rechtvaardige zal door zijn geloof en niet door zijn gevoel leven. Maar het lijkt weinig uit te halen. Jij hebt makkelijk praten. Jij voelt niet wat ik voel. Jij bent daarginds ergens, maar ik ben hier en ik ben alleen en niemand begrijpt mij. Zelfs God is weg. Op dat moment helpen onze theorieën weinig, denk ik. Als de depressieve periode voorbij is, gaan deze gevoelens veelal ook weer voorbij.
Wel blijft het noodzakelijk dat we onder ons meer aandacht schenken aan de relatie geloof en gevoel. Juist in een sterk verzakelijkte tijd als de onze dienen we aandacht te schenken aan ook deze kant van het menselijk bestaan. Mensen hebben hun ervaringen, negatieve en positieve ervaringen. We hebben ze daarin voluit serieus te nemen, ook als christelijke gemeente. In prediking en pastoraat dient er ruimte voor te zijn. God wil mensen ontmoeten daar waar ze zijn en Hij aanvaardt ons zoals we zijn.
Geloofsmoeilijkheden
Het is in dit verband nodig nog even terug te komen op wat in onze tijd met de aanvechtbare term 'Godsverduistering' bedoeld wordt. Het gaat er dan wel om wie hier over spreekt. Ik het het oog op gelovigen, die de klacht uiten dat ze zo'n moeite hebben met geregeld gebedsleven, gedurige Schriftlezing, gezegende kerkgang. God wijkt naar de horizon van hun bestaan. Bij bidden is het net of de bezettoon gehoord wordt of dat er een storingssignaal te beluisteren valt. Nu kan dat uiteraard allerlei oorzaken hebben in het privé-leven van een gelovige. Klachten als zoëven geuit, bevatten evenzoveel aanklachten. Dat is ook bijbels te weten dat gemis aan Godservaring met persoonlijke schuld te maken heeft. Als in het Oude Testament Sion klaagt: God heeft mij verlaten. God heeft mij vergeten, dan is Gods reactie: Kan ook een vrouw haar zuigeling vergeten? Ofschoon deze kan vergeten, al is het nauwelijks voorstelbaar, zo zal Ik u niet vergeten. U staat in Mijn handpalmen gegraveerd.
Wij mogen in onze tijd daarom heel sterk de trouw van onze God verkondigen, ondanks al onze ontrouw. Die trouw van God blijft staan bij alles wat er in ons en om ons heen wankelt.
Alleen, denk ik, dat we daarmee niet alle moeilijkheden voor iedereen hebben opgelost. Er wordt psychisch geleden in onze tijd, juist door heel teer levende kinderen van God onder de geestelijke eenzaamheid van deze tijd. Je komt ze gedurig tegen, die diep in de put zitten, er niet van kunnen slapen, depressieve gevoelens hebben, er problemen door krijgen in hun relaties in huwelijk en gezin omdat ze niet begrepen worden, juist in hun geestelijke problemen. Hier is de pastorale nabijheid van de grote Herder via Zijn gemeente dringend gewenst. We gaan de woestijn door, doch zijn daarin niet alleen. Het vraagt wel om herkenning in eigen bestaan. Pastor zijn wil ook zeggen medemens-zijn, solidariteit kennen met de mens van onze tijd, zoals hij geworden is en heel vaak ook verworden is tot een geestelijk gehavend mens. Sterk beïnvloed door leven en denken van deze tijd. Eenvoudige gelovigen beseffen dat zelf nauwelijks. Ze kunnen geen oorzaken vinden voor hun gevoel van geesteloosheid en gemis van Godservaring. Het ligt op de weg van anderen in de gemeente die meer inzichten hebben ontvangen, hopelijk als een gave van de Geest deze wankelende medegelovigen te leiden.
Normaal en abnormaal
Waar overschrijden we het normale naar j het abnormale als het gaat om de proble-i matiek van de geestelijke verlating? Ik vind dat uiterst moeilijk aan te geven. Wie medemensen voluit ernstig neemt, is er bevreesd voor, verschijnselen bij een ander abnormaal te achten. Welke norm 1 geeft die afwijking dan aan? Is mijn leven i en beleven soms norm? Is de wijze van i geestelijk beleven uit een bepaalde periode normerend? We kennen uit de geschie-d denis van de kerk wat heet de 'Nijkerker i beroeringen' in het midden van de 18e i eeuw. Mensen in de gemeente van ds. Ge-f rardus Kuypers en ds. Johannes Jakobus I Roldanus raakten in heftige geestelijke en 1 lichamelijke beroeringen onder de predi-i king. Elders in het land en in de kerk werd I dit alles aangegrepen om wat hier gebeur-1 de belachelijk te maken, terwijl in de ge-i meente velen tot een levend geloof kwa-i men. Abnormaal vond de een, leidend tot i een normaal geloofsleven beoordeelde de 1 ander. 1
Wellicht ligt een antwoord op de vraag in de norm van de Schrift zelf. Evenwichtig geestelijk leven weet van geborgenheid in Christus. Er is innerlijke rust gevonden in God, in Zijn Woord en beloften, die vast zijn in Jezus Christus. Er is een geestelijke verandering gekomen die zoveel was en is als een overgang uit de duisternis tot het licht. We weten ons aanvaard door God zoals we zijn. We zijn mensen Gods geworden, die leven mogen onder de open hemel van Gods ontfermende genade. We zijn gekend en dragen een nieuwe naam. We mogen er zijn. God geeft ons ieder een eigen plaats en bedeelt ieder van Zijn kinderen met eigen gaven. Daarbij leven we elke dag van genade, van wat God belooft en geeft.
Grenzen worden overschreden als we uit dit bijbels evenwicht vallen door welke omstandigheden dan ook. Pastor en christenpsychiater komen elkaar in hun omgang met mensen onder andere op dit veld tegen. Ze doen er goed aan, eikaars arbeidsveld enigszins af te bakenen. Wil dat zeggen dat een pastor voor de normale gevallen is en de psychiater voor de abnormale? Dat zou ik niet durven zeggen. Het geeft wel opnieuw aan, hoe lastig het is de grens exact aan te wijzen. Wie is er trouwens helemaal normaal en heeft nimmer te stellen met zijn abnormaliteiten, ook in geloof en leven? Dat besef maakt uiterst mild in de omgang met elkaar binnen de christelijke gemeente.
Enige troost
We sluiten af met een herinnering aan de beginwoorden van Psalm 22. De dichter klaagt: Mijn God, mijn God, waarom hebt U mij verlaten? Later neemt de Heiland deze woorden van Zijn broeders (en zusters) over. Niet slechts als citaat, maar als werkelijkheid. Geestelijke verlating is ook Jezus' deel geweest, zij het op een unieke en onnavolgbare wijze. Troost voor geestelijk ontheemden en verlatenen ligt, zo leert ons het troostboek bij uitnemendheid, in Jezus' verlating aan het kruis. 'Opdat ik in mijn hevigste aanvechtingen verzekerd en volkomen getroost moge zijn, dat mijn Heere Jezus Christus door Zijn onuitsprekelijke angst, smarten, verschrikking en helse kwelling, waarin Hij gedurende Zijn gehele lijden, maar in het bijzonder aan het kruis, verzonken was, mij van de angst en pijn der hel verlost heeft' (Zondag 16).
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 3 oktober 1991
De Waarheidsvriend | 16 Pagina's

Bekijk de hele uitgave van donderdag 3 oktober 1991
De Waarheidsvriend | 16 Pagina's