Uit de pers
Kerkverlating
De scriptie van drs. v. d. Ploeg over kerkverlating bij jongeren uit de Geref. Kerken heeft vele pennen in beweging gebracht. Zeer verschillende oorzaken zijn naar voren gekomen. Zeer verschillend zijn de wegen die gewezen zijn tot een oplossing. In het blad van de Baptistengemeente, De Christen, komt prof. dr. J. Reiling er nog een keer op terug. Reiling maakt een, soort balans op van alle reakties en hij schrijft dan:
'In de eerste plaats trof mij de emotionaliteit van de meeste uitingen. Blijkbaar raakt dit onderwerp heel veel en heel diepe gevoelens. Het verschijnsel van jonge mensen die de kerk vaarwel zeggen is bepaald niet nieuw. We zijn er allang aan gewend dat dit gebeurt. Maar nu het zo ineens als onderwerp op tafel komt, blijkt dat we er niet aan gewend zijn. Het is daarbij om het even of er kerkverlaters of blijvers aan het woord zijn. Op de een of andere manier komen heel diep liggende emoties naar boven. Kennelijk gaat het voor niemand zonder pijn. In de tweede plaats trof mij de hulpeloosheid waarmee tegen dit probleem wordt aangekeken. Naast iedere oorzaak die werd genoemd verscheen na enkele dagen weer een andere in de publikaties. Er is kennelijk voor het gevoel van degenen die het aangaat méér aan de hand dan één ding. Dat mag ons ervan weerhouden om het feit dat mensen de kerk de rug toekeren te herleiden tot één oorzaak, zoals bijvoorbeeld een verkeerde Schriftbeschouwing of verkeerde invloeden van buiten. Het mag ons ook bewaren en waarschuwen voor schuldgevoelens aan de ene kant en voor een aantrekkelijkheidsbeleid in de gemeente anderzijds.'
Het gevaar bestaat inderdaad dat we een zo complex verschijnsel vanuit een gezichtshoek benaderen en daar ook het handelen van de kerk op afstemmen. Zo trof me in een beschouwing over jongerenpastoraat die ik tegenkwam de sterk maatschappijkritische aanpak: aandacht voor randgroepen, werkloosheid, minderheidsgroepen, etc.
Stellig belangrijk, maar niet de enige optiek.
In de relatie van kerk en jongeren zal het niet alleen moeten gaan om maatschappelijke betrokkenheid, maar ook om de vragen van eredienst, spiritualiteit en omgang met God. Daar zou wel eens de diepste wortel kunnen hggen in de huidige krisis: de vraag naar de Godservaring in onze tijd.
Jongerenpastoraat en catechese
In Idea, het blad van de Evangehsche Alliantie, gaat de Nootdorpse hervormde predikant, ds. H. Eschbach ook in op de zaak van het jongerenpastoraat. Eschbach heeft veel ervaring met deze vorm van jongerenwerk, gezien zijn werk bij Youth for Christ. Hij pleit voor een vernieuwing van de catechese, waarin het leren een pastorale inslag krijgt en veel aandacht is voor het aspect van de ontmoeting.
Uit zijn artikel het volgende fragment:
'Hoe komt het toch, dat ouders zo'n vreemde verlegenheid hebben als het gaat om het geloofsgesprek met hun eigen kinderen? Is het angst, omdat de kinderen wellicht een hogere schoolopleiding hebben dan de ouders? Is het angst om geen pasklare antwoorden te kunnen geven? Angst voor eigen onzekerheid in het geloof? Angst om kwetsbaar te zijn? Ook de kerk lijkt diezelfde angst te hebben. Angstvallig wordt vastgehouden aan het stramien van een strak leerproces. Met antwoorden op vragen, die niet gesteld worden. Op hoeveel catechisaties zal het "geloofsgesprek" écht gevoerd worden? Toch ligt daar een natuurlijk startpunt voor jongerenpastoraat.
Catechese-groepen en bijbelkringen zijn vaak "leerplaatsen", waar het onderricht van de kerk gestalte moet krijgen. Maar dóet het dat ook echt? Wat is dat onderricht van de kerk? Kennisoverdracht? Of een "oefenen van de gemeenschap"? Hoe kunnen we iets van de liefde en de bewogenheid, die zo kenmerkend zijn voor onze Heer, communiceren naar elkaar toe? Zouden we wellicht onze catechese-boekjes wat minder belangrijk en het onderlinge contact en gesprek méér van belang moeten vinden? Toch is dit moeilijk. Een "leerproces" kun je professioneel aanpakken. Vriendschap niet. De predikant, die met jongeren wil omgaan, zal méér herder dan leraar moeten zijn; meer vriend (of "vader") dan meester. De predikant die dat niet kan opbrengen - ook dit heeft met "geestelijke gaven" te maken - doet er goed aan, dit werk te delegeren naar gemeenteleden, die hiervoor een roeping hebben (bijv. in huiscatechese). Zonder de situatie in Nootdorp "model" te willen stellen - er kleven nog veel te veel onvolkomenheden aan - zou ik hiervan toch enkele facetten willen noemen:
— Een "catecheseteam", bestaande uit gemeenteleden, zorgt voor een actieve werving van catechisanten (vanaf 12 jaar) en voor extra activiteiten zoals een startweekend en een afsluitingsfeest.
— De catechese is verhuisd van de kille consistoriekamer naar de gezellige pastorie-huiskamer. De groepen zijn bewust klein (plm. 10), jongeren komen elke week, vanaf 17 jaar éénmaal per veertien dagen, maar dan wel een hele avond!
— Bij het binnenkomen is er koffie/thee; er wordt gezellig gepraat. Iemand pakt de gitaar en we gaan wat zingen. Vervolgens wordt een onderwerp aan de orde gesteld. Als iemand uit de groep een onderwerp heeft, gaat dat (bijna) altijd voor! Nadruk ligt op het onderlinge gesprek. De avonden lopen - graag - uit de hand: na het "officiële" gedeelte is er (meer) koffie, gaat er een muziekje aan en wordt er met elkaar doorgepraat. De pastor doet gewoon mee. Soms tot 's avonds (heel) laat.
— Door deze aanpak is het aantal catechisanten de afgelopen jaren opgelopen van 40 naar 80. De afgelopen drie jaar hebben zo'n 35 jongeren belijdenis gedaan. Als kringen zijn ze doorgegaan. Zo zijn er dit jaar zeven opbouwgroepen, waarvan er vijf door oud-belijdeniscatechisanten worden geleid. De pastor is hierbij niet aanwezig. Men regelt alles zelf. Elke groep heeft een "Vader en moeder": twee personen die verantwoordelijkheid dragen.'
Zo probeert men catechese en pastoraat te verbinden en de band met het geheel van de gemeente te bewaren vooral via de kerkdiensten. Men zal niet moeten zeggen dat het Nootdorpse model in alle gevallen zo moet. Elke situatie is anders. Maar het lijkt me een winst als het begrip 'leren' uit de intellectualistische en verstandelijke sfeer gehaald wordt waarin het onder ons vaak is geraakt. Van Jezus Christus lezen we, dat Hij met innerlijke ontferming bewogen is over de schapen die geen herder hebben, en zo lezen we dan: Hij begon hun vele dingen te leren.
***
Terroristen
De terroristische aanvallen in Wenen en de dreiging met nieuwe akties houden velen bezig. Ook ons land gonsde de laatste weken van geruchten. Krant en t.v. gaven berichten over verscherpte bewaking. In discussie was de vraag naar de reële macht van het politieapparaat. In zijn rubriek 'Gemengde gevoelens' in In de Waagschaal van 18 jan. schrijft prof. dr. F. O. v. Gennep over de vicieuze cirkel van het geweld.
'Ik heb zitten kijken naar de foto's van die twee Palestijnen, die het bloedbad in Wenen hebben overleefd (NRC, 30-12). Wat een triomfen wat zijn ze daar trots op! "Een ding schonken mij onvoorwaardelijk uit hunnen overvloed de eeuwige goden: het Oogenblik". Voor dat ogenblik hebben ze geleefd, hebben zij mensen geofferd. Mensenoffers zijn in hun religie toegestaan en met ieder nieuw bloedbad dringen zij dieper door in de mysteriën van de god van het geweld, waarvan Aboe Nidal, whoever that may be, de schimmige profeet is. Hun god vergeeft hun bij voorbaat hun misdaad. Zij zijn onschuldige moordenaars. Misschien waren het aardige jongens, lief voor hun moeder en gezellig met hun vrienden, maar nu zijn ze onbereikbaar ver weg in die pestnevel van de dood. Ze hebben het menselijke bestaan verlaten. Ze hebben het heldendom aangenomen. Ze zijn de priesters van het ogenblik, straks ontluisterd door de duur. Het is niet de moord, die op hen zal wegen. Ze weten niet wie ze hebben gedood en ze weten niet wat ze hebben gedaan. Deze gezichten stralen onwetendheid uit. Nee, de moord betekent niets, maar straks komt de "Langweiligkeit", waarmee ze voor de lichtflits van het ogenblik betalen.
Van een verlichting van de ogen van hun verstand is in hun ogenblik geen sprake. Het is een verblindend licht. Zo gaat het allen, die door de natuurwet van het geweld worden geregeerd. Daaraan is geen einde. Geweld is vicieus. Nu slaat Israël toe. Alleen Gods gebod breekt de natuurwet. Alleen Gods gebod doet ons ontkomen aan de ondraaglijke viciositeit van het bestaan en wijst ons de weg naar het eschaton.'
Tegen de barbarij
Ook dr. A. A. Spijkerboer vraagt zich af of we de zaak van het terroristisch geweld niet onderschatten. Spijkerboer wil de gevaren van een oorlog met kernwapens niet onderschatten, maar acht de kans 'dat we nog eens een keer een machinepistool mee moeten nemen, wanneer we onze kleinkinderen naar school brengen, groter'. Met name de vraag naar de verdediging van de rechtsstaat houdt hem bezig. Willen we niet weg zinken in de barbarij dan zullen we tot het inzicht moeten komen dat de politie wel eens krachtens haar opdracht van wapens gebruik moet maken. Verval je dan niet in die vicieuze cirkel waar Van Gennep het over heeft, zou men kunnen vragen? Ik denk van niet. Ik denk dat er onderscheid is tussen bruut geweld en een uitoefening van macht, die niet los staat van het recht, ook als dat met zich meebrengt dat er soms sprake is van politioneel geweld. Gaat hier ook Romeinen 13 niet meespreken?
Spijkerboer gaat trouwens ook verder. In Evangelisch Commentaar van 10 jan. lezen we:
'De roofdieren zijn onder ons. In Nantes kon je hen in hun ware gedaante zien, maar velen van hen lopen vermomd rond, en de mentaliteit van waaruit ze leven is wijd verbreid. Wanneer de legitimiteit van politie-optreden betwijfeld wordt, zoals bij ons het geval is, krijgen ze volop de kans, en dat betekent dat er slachtoffers vallen. Dan denk ik niet alleen aan gijzelaars die doodsangsten uitstaan, maar ook aan oudere mensen die op straat tegen de grond geslagen en beroofd zijn en niet goed meer uit hun huis durven te komen, aan verkrachte vrouwen, aan mensen bij wie ingebroken is, en zelfs aan degenen die hun werk niet konden bereiken omdat de weg met zware vrachtwagens versperd was. Wij hebben in de kerk eigenlijk geen woord voor deze slachtoffers. Het minste dat we zouden kunnen doen is de dingen eindelijk eens een keer bij hun naam noemen. Maar we zullen ook dieper moeten graven en ons af moeten vragen waarom wij zo weinig verweer hebben tegen de mentaliteit van waaruit de roofdieren handelen. Begint onze weerloosheid niet hiermee dat we vergeten zijn dat God ons bij de kraag vat en interpelleert: wie ben jij? wat doe jij? laat jij geen spoor van ellende na? God stelt ons zulke vragen heus niet om ons de vernieling in te helpen maar om ons te brengen bij het nieuwe leven dat Hij in Jezus Christus geeft. Maar hoe wil je dat nieuwe leven eigenlijk ontdekken als je je niet door God bij de kraag laat vatten en interpelleren?
We leven, vaak meer onbewust dan bewust, met het idee dat er wel eens erg mooie dingen zouden kunnen gebeuren als we eens gewoon onze gang konden gaan. Nu, dan kunnen er inderdaad wel eens erg mooie dingen gebeuren, maar er kan ook gebeuren wat er in het gerechtsgebouw in Nantes gebeurde! Waarom weten we niet meer dat we de kritiek van het Evangelie voor onszelf nodig hebben als brood?
Als het goed is zit de kerk bij een bron waarvan het water de samenleving insijpelt: je weet nooit waar dat water terecht komt, en het kan soms heel ver gaan. Maar als die bron verstopt raakt, als elementaire beseffen die een mens nodig heeft om te kunnen leven, in de kerk verdonkeremaand worden, wat moet de samenleving dan nog?
Ik heb niet de illusie dat mijn woorden veel gehoor zullen vinden, want wat ik hier schrijf wordt al gauw afgedaan als een Telegraaf-artikel. Ik heb ook niet de illusie dat er van onze regering veel te verwachten is: wanneer zij een figuur als de oud-RSV-topman De Vries, die niet eens de moeite hoeft te nemen om, zoals Courtois en Thiolet, een bank te overvallen omdat hij met een simpele handtekening ƒ 600.000, — in zijn eigen zak kan steken, met fluwelen handschoenen aanpakt, dan is van haar eerder een opportunistische dan een principiële aanpak van de roofdieren te verwachten. Maar eens zullen we toch moeten beginnen ons te verweren tegen de barbarij. En dat liever vandaag dan morgen...'
Ook hier naast de roep om recht jegens de slachtoffers en de erkenning van de noodzaak van politioneel optreden, desnoods met wapens, in een noodsituatie, een diepere peiling van de krisis: nl. de noodzaak van een doorlichting door de kritiek van het Evangelie individueel en gemeenschappelijk. Ook hier dus de verwijzing naar Gods heilzaam woord, Evangelie en gebod als een bevrijdend wapen tegen de barbarij en de terreur!
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 30 januari 1986
De Waarheidsvriend | 16 Pagina's

Bekijk de hele uitgave van donderdag 30 januari 1986
De Waarheidsvriend | 16 Pagina's