FINANCIËN
Wat me altijd weer opnieuw treft, wanneer ik kom op het perron van een onzer stations, is het geweldig steunen van de locomotieven, als zij zich in beweging zetten, 't Is alsof het moeite kost, groote moeite zelfs, om 't gevaarte in beweging te brengen. Hortend en stootend in het begin, komt de gedachte op bij een niet-kenner: zou het wel gaan ? Zou de trein met al die menschen en goederen niet te zwaar voor haar wezen ? Toch blijkt uit de vaart, welke zoo ras wordt ontwikkeld, dat zij daarmee speelt, 't Gaat straks als vanzelf.
Zoo ging het ook mij, toen ik me neerzette om aan de rubriek van „Financiën" de noodige aandacht te wijden. 't Is weer een beginpunt.
Het oude boekjaar werd met 30 November afgesloten. Wij mochten met een gevoel van dank aan God terugzien op het jaar dat voorbij ging. De moeilijkheden die er waren, kwamen we, door Zijn bizondere gunst, met minder moeite dan verwacht mocht worden, te boven. We werden telkens weer beschaamd door de tallooze blijken van medeleven van alle kanten. De genade des Allerhoogsten was kennelyk ons nabij.
Maar nu stond daar weer een nieuw tijdperk voor ons open. De trein moet weer opnieuw in beweging worden gebracht, weer opnieuw aangezet. En nu mag het niemand verbazen, dat een lichte verzuchting oprees. De herinnering aan het oude mag nóg zoo zoet zijn en nóg zoo aangenaam, kracht om daarop voort te gaan heeft ze niet. Telkens moet nieuwe levensmoed worden ingezameld. En zie, dat is enkel van den Heere.
Het beeld van het oude volk in de woestijn is nog altijd geldend voor alle tijden. Elken morgen wordt ons toegeroepen van den Heere : hebt ge Mijn hulp van noode, zoo moet ge uitgaan buiten uwe tenten. Ge moet inzamelen buiten wat door de wanden van uw leven wordt begrensd. Ge hebt te bukken voor den Allerhoogste. De leege manden vul Ik op een koninklijke wijze. Zelfs meer dan gij noodig hebt, geef Ik u.
't Is wonderlijk, dat God aan zulk een hardleersch schepsel zooveel arbeid en moeite Zich getroost. Wat geeft Hij rijk. 't Is zoo waar, wat er in den Jacobus-brief staat: Hij geeft mildelijk en verwijt niet. Wij behoeven nimmer bang te zijn, ook dan niet, wanneer de tijdsomstandigheden onheilspellend donker zijn. Hij doet met alles naar Hij wil.
Er zijn tijden geweest, waarin alles wat men aangreep als vanzelf scheen te gaan. Wat begonnen werd, gelukte. De schaduwzijde van dezen toestand was, dat men de hulpe van Boven niet behoefde. Men kon het zélf. Godes bijstand werd minder dan ooit ingeroepen. Er waren zelfs, die het menschelijk voelen in deze goddelooze vormen weergaven: „wij doen het zonder God". God heeft voor ons afgedaan. De menschheid ziet zich een nieuwen tijdkring ontsloten, d.i. de mensch zorgt voor zichzélf.
Ziet, in dit doodelijk tijdsgewricht zijn we nu gekomen. De menschheid, door duizend vijanden omgeven, wil zich zonder eenigen bijstand van Boven er uitredden. En zij kan niet. Zij wil, en, zij vermag niet. 't Is een schouwspel, dat meewaren wakker roept.
Misschien hebt ge het ook gelezen. In het verre Oosten heeft het van energie blakend jonge volk der Japanneezen het schier onoverzichtelijke oude rijk van China aangegrepen. Wat hiervan worden moet, weet niemand. Wat er van worden kan, wekt meer dan vreeze. Men sprak reeds sedert jaren van het „gele gevaar".
Wanneer de zetels van het gezag eens wisselden en het oude rijk werd door jeugdige geesten beïnvloed en geregeerd, zoo zouden hieruit zich gemakkelijk toestanden kunnen ontwikkelen van den meest verreikenden invloed ook voor deze Westersche wereld.
Japan doet ons altijd denken aan een van energie blozenden knaap. Het voelt zich geroepen tot iets nieuws, tot iets groots.
Toch is er iets dat hapert.
Een van de regeeringsmannen zond deze boodschap de wereld in : Zend ons mannen, die ons weer zedelijke krachten toevoeren. Het volk als volk gaat ten gronde, omdat naar niets anders meer gevraagd wordt dan naar stoffelijke dingen, ten koste van het edelste en het allernoodzakelijkste. Er bestaan voor velen geen andere, hoogere belangen meer. Vandaar dat de ruwheid der zeden zoo hand over hand toeneemt, dat de samenleving straks dreigt onmogelijk te worden.
We namen een voorbeeld vanuit de verte. Zou het niet evengoed, misschien nog beter genomen kunnen worden uit de landen vlakbij, ja, uit ons eigen vaderland ? De wereld onzer dagen roept om zedelijken, dat is goddelijken bijstand.
Wanneer er ooit een tijd inluidde met geestelijke nooden, is het de onze.
Daarom ziet een iegelijk onzer zich de vraag voorgelegd : Wat kan door mij, door ons tezamen in dezen worden gedaan ?
't Doel van ons streven als Gereformeerde Bond, behoeft niet elke week opnieuw te worden uiteengezet. Hij bedoelt niet anders dan de Waarheid Gods, in Christus geopenbaard, door middel van het Evangelie te verbreiden en te verdedigen tegen elken aanval van buiten. In den grond is het zulk een eenvoudige zaak, dat men zich afvraagt: kan er van een der belijders van Christus' Naam in het midden van ons volk iemand iets tegen hebben ? Dat Evangelie, dat ons wijs kan maken tot zaligheid, is ook tevens de dam tegen elke verstorende macht der zonde. Het wordt niet enkel donker met het oog op de poorte der eeuwigheid, doch ook het samenstel der maatschappelijke ordening wringt tezaam als het Woord Gods op zijde wordt gedrongen.
Wij zien ons, alzoo de zaak bezien, geplaatst voor geen gemakkelijke, maar toch heerlijke taak. Met goeden moed en onder biddend opzien klimmen we de machine op. De wagens, welke moeten worden voortbewogen, zijn met moeilijkheden vol. Maar het vertrouwen op 's Hoogsten bijstand staat onbewogen : Hij, die ons bij-en voorlichtte in het verleden, zal ons niet alleen laten staan in de komende dagen. Hij toonde het reeds in deze eerste week : Ik ben met ulieden. Wat er op volgt, omspant het meest verwijderd tijdstip : tot aan de voleinding der wereld.
Wilt ge 't zien wat er binnen kwam, en van waar, zoo lees het lijstje na. Volledigheidshalve laat ik evenwel nog even voorafgaan een post uit Feijenoord van verleden week.
Geboekt staat het aldus in de boeken : Ingekomen door den heer Jb. Bot van Feijenoord : van de wed. v. d. H. ƒ 1.— contributie ; van A. A. v. Z. ƒ 2.50 voor het Studiefonds; door ds. K. van N.N. ƒ!.— voor het Studiefonds.
Is het nu in orde ? 'k Geloof het wel.
Nu mijn nieuwe, eerste lijst. 1. Spreekbeurt gehouden te Leiden, waarin voorging ds. Rijnsburger te Polsbroek, gecoll. ƒ 33.131/2
2. Door den heer J. Verwelf te Hoog-Blokland, voor de Waarheidsvriend ƒ 4.—
Door den heer H. van Rennes te Zeist voor de Waarheidsvr. ƒ 4.—
Door mej. de wed. N. N. te Utr. Ie kwart. Waarheidsvr. ƒ 1.— Eveneens van dezelfde hand voor de fondsen " ƒ 10.—
3. Door ds. Van Dorp, Den Haag
nagiften van 17 Nov. Gecoll. in de Wilh. Kerk ƒ 2.— met bijschrift „uit den spaarpot op mijn jaardag" ; van E. B. ƒ 1.— ; van H. v. R. ƒ 2.50 ; van N.N. ƒ 15.— voor 't Studiefonds en ƒ 15.— voor de Ev. Commissie, gecollecteerd in de Regentessekerk. Tezamen ƒ 35.50
4. Van de wed. v. d. Pol te Terschuur uit busje no. 18 S.S. ƒ 10.—
Prachtig, zulk een levensteeken. Mijn vriendelijken dank voor alles.
Zijn er niet meer, die een busje hebben en mijn vraag van een der vorige weken hebben gelezen ?
Gaarne zie ik in dezen nieuwen jaarkring iets van deze busjes tegemoet.
5. Door den heer Bikker, Hoornaar, van de afd. aldaar, contr. ƒ 27.—
6. door ds. Bolkestein, te Schel-' luinen, uit de collecte ƒ 1.—
7. door ds. van Nie te Hoogeveen van een onbekende geefster , ƒ 4.—
8. Door ds. van Dorp, Den Haag, nog enkele nagekomen giften van 17 November. Op zijn Bijbellezing werd gecollecteerd ƒ 1.— van N.N., ƒ 1.25 van N.N. en ƒ 1.— van mevr. N. N., samen ƒ 3.25
9. Door ds. Heijer te Vlaardingen van de fam. I. 't V. 60 stuivertjes ƒ 3.—
10. Door den Edelachtb. heer D. de Leeuw te Schoonrewoerd, ƒ 10 van mevr. de wed. K. en ƒ 15.— van hem zelf, samen ƒ 25.—
Mijn groote erkentelijkheid voor dit blijk van medeleven.
11. Door ds. Meijer te Utrecht, Van mevr. D. ƒ1.—
12. Door diaken Meindertsma van Tiet jerk, uit dank voor het aannemen van het beroep door ds. Terlouw ƒ 2.50
13. Door den heer W. Klaver Poffert, Hoogkerk, voor het Studiefonds ƒ 10.—
14. Collecte, gehouden bij een spreekbeurt, geleid door ds. Abbringh van Wilsum ƒ60.70
Toegezonden door ds. Pieper. 15.
Door den heer W. v. Korten, Groenekan, Ie helft abonnem Waarheidsvriend ƒ 2.—
16. Door ds. Koolhaas te Charlois, van een zuster der gemeente ƒ 5.—
17. Door den Kerkeraad van Randwijk, gecollecteerd bij een spreekbeurt, waarin voorging ds. Mulder te Voorthuizen ƒ29.50
18. Door den heer v. d. Berg te Hillegersberg, van de afd. Hillegersberg ƒ 45.35
Van de afd. Sommelsdijk, door V. d. Boogert ƒ31.50
19. Door den heer Kommer te Gortel, spreekbeurt geleid door ds. Mulder te Voorthuizen, collecte ƒ10.47
Wanneer deze verschillende posten worden tezamengeteld, krijgen we de som van
f 348.90
Is het niet moedgevend ?
Utrecht. Ds. J. GOSLINGA.
Tot mijn spijt ben ik deze week verhinderd mijn wekelijksche verantwoording te schrijven.
Postwissel uit Maassluis en brief met inhoud uit Jutfaas ontvangen.
Met hartelijken dank.
Mej. J. DEN HARTOG.
Dordrecht, Krommedijk 60.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 3 december 1931
De Waarheidsvriend | 4 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van donderdag 3 december 1931
De Waarheidsvriend | 4 Pagina's