De Waarheidsvriend cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van De Waarheidsvriend te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van De Waarheidsvriend.

Bekijk het origineel

MEDITATIE

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

MEDITATIE

Ziet, de Mensch!

6 minuten leestijd

Jezus dan kwam uit, dragende de doornenkroon en het purperen kleed. En Pilatus zeide tot hen : Ziet, de Mensch ! Johannes 19 vs. 5.

In den schoonen lusthof van het Paradijs wilde God den mensch plaatsen.

En God zeide : „Laat Ons menschen maken naar ons beeld en naar onze gelijkenis, en dat zij heerschappij hebben over de visschen der zee en over het gevogelte des hemels en over het vee en over al het kruipende gedierte, dat op de aarde kruipt".

En God schiep den mensch naar Zijn beeld. En God zag al wat Hij gemaakt had en zie, het was zeer goed. Toen was het avond geweest en het was morgen geweest, de zesde dag. Wonderheerlijk was de mensch in den staat der rechtheid, het pronkjuweel der gansche schepping Gods. De mantel der koningsheerlijkheid golfde om zijne schouders, want alles moest hem dienen, opdat hij daarmede zijn God zou dienen. Steeds moeten wij elkander aan onze hooge afkomst herinneren en tot elkander zeggen,  Zie, de mensch ; zie, de mensch.

En dat, ter eere Gods.

„Gij hebt hem een weinig minder gemaakt dan de Engelen en hebt hem met eere en heerlijkheid gekroond! Gij doet hem heerschen over de werken Uwer handen ; Gij hebt alles onder zijne voeten gezet : schapen en ossen, alle die, ook mede de dieren des velds ; het gevogelte des hemels en de visschen der zee, hetgeen de paden der zeeën doorwandelt. O, Heere, onze Heere, hoe heerlijk is uw Naam op de gansche aarde!'"

Zie, de mensch.

Voor een heel ander tafereel vragen wij evenwel thans uwe aandacht. Wij zijn toch geroepen den Man van Smarten te volgen op den lijdensweg. En wij vergezellen Hem thans in het rechthuis.

Pilatus, de stadhouder, heeft geen schuld in Hem gevonden, ofschoon de overpriesters verklaard hadden, dat Hij des doods schuldig was. Daarom deed hij alle moeite om de loslating van Jezus te verkrijgen. Doch het mocht niet baten. De schaal sloeg steeds ten ongunste van Jezus over. Zelfs Bar-Abbas, die een moordenaar was, droeg de voorkeur weg boven den Gezondene des Vaders, het Lam Gods, in hetwelk geen gebrek gevonden was.

Nog een laatste poging zal Pilatus wagen.

Geeseling en bespotting worden te hulp geroepen. Zie, daar wordt Jezus weggeleid naar den geeselpaal. Een korte steenen paal was op de binnenplaats van het rechthuis in den grond gegraven en daar wordt Jezus nu aan vastgebonden, en wel zóó, dat Zijn rug gekromd wordt. Ontdaan van Zijn kleederen, die Zijn rug beschutten, moet Hij thans dragen de striemen, die door de geeselriemen meedoogenloos Hem worden toegebracht. De rug is als gekerfd met roode streepen, die het bloed door laten siepelen.

Wanneer neemt dit wreede spel toch een einde? Niemand, die het weet, die het zeggen kan.

Toch is ook in deze lijdenskelk elke droppel van den Vader gemengd en ook dit deel van het passiemysterie is zorgvuldig afgemeten.

Ploegers hebben op Mijn rug geploegd, zij hebben hun voren lang getogen. De Heere, die rechtvaardig is, heeft de touwen der goddeloozen afgehouwen". Toen begon de bespotting.

En de krijgsknechten, eene kroon van doornen gevlochten hebbende, zetten die op Zijn hoofd en wierpen Hem een, purperen kleed om en zeiden : Wees gegroet, gij Koning der Joden ! En zij gaven Hem kinnebakslagen. De rietstok, die in, Zijn rechterhand gedrukt was en voor scepter dienst deed, rukten zij daartoe uit Zijn hand en zij sloegen daarmede op Zijn hoofd, zoodat de doornen van de doornenkroon in Zijn slapen werden gedreven en 't bloed tappelings vloeide langs het bleeke gelaat.

O hoofd, bedekt met wonden !

Wie zou bij zulk een aanblik niet tot medelijden en erbarming worden bewogen ?

Pilatus althans denkt, dat het volk van Jeruzalem nu wel van oordeel zal zijin, dat het genoeg is. Deze laatste kans wil hij beproeven.

Pilatus dan kwam uit het rechthuis en zeide tot hen : Zie, ik breng Hem tot ulieden, opdat gij weet, dat ik in Hem geen schuld vind.

Jezus dan kwam uit, dragende de doornenkroon en het purperen kleed, en Pilatus zeide tot hen : Zie, de mensch !

Doch ook nu bleek zijn toeleg ijdel. Want de volksstemming was vergiftigd door de overpriesters, die de schare hadden opgeruid en al hun medegevoel werd overstemd door de blinde haat, zoodat de kreet al wilder gilde : Kruis Hem, kruis Hem.

Zie, de mensch.

Dit woord heeft evenwel nog dieper zin, dan Pilatus daarin poogde te leggen.

Van dit woord geldt hetzelfde als van het woord van Kajafas. Kajafas zeide : Het is nu, dat één mensch sterve voor het volk en niet het geheele volk verloren ga. Kajafas bedoelde: Jezus moet sterven, want Hij verleidt de schare ; maar God, die hem dit woord te spreken gaf, bedoelde : Jezus' dood zal worden de oorzaak des levens voor al Mijn volk. Zóó ook hier.

Pilatus wilde de deernis wakker roepen en sprak daarom : Zie, de mensch ; maar God gaf hem dit woord te spreken met de bedoeling : Zie, o mensch, wat gij door de zonde geworden zijt. Van al uw koningsheerljjkheid zijt gij beroofd en met wat voor tooiselen gij uzelven ook op moogt sieren, het baat u niet, dit te willen verbloemen.

Gij zijt geen koning meer, maar een in der zondeslavernij verwoeste mensch. Zie, de mensch.

Als gij geleerd hebt uzelven te zien zooals God wil, dat gij uzelven ziet, dan wordt gij verslagen bij den aanblik van wat de zonde over u gebracht heeft en nog over u brengen zal, maar dan zal tevens Jezus, die onschuldig in uw plaats geleden heeft en daarom ook alleen uitkomst u brengen kan, u recht dierbaar en noodzakelijk worden.

Zijn genade alleen kan uwe ziel redden van het eeuwige verderf en u het eeuwig zalig leven schenken. „De bezoldiging der zonde is de dood, maar de genadegifte Gods is het eeuwige leven, door Jezus Christus, onzen Heere".

Zie, de mensch.

Wij verstaan dat woord dus alzoo : Zie af van uzelf en zie op tot den Middelaar der Verzoening. Want daar is één Middelaar Gods en der menschen, de mensch Christus Jezus.

En ziende op Hem — zoo zal uwe ziel genezen worden.

„Want dit is de wil des Vaders, dat een iegelijk, die den Zoon aan schouwt en in Hem gelooft, het eeuwige leven hebbe".

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 4 april 1946

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's

MEDITATIE

Bekijk de hele uitgave van donderdag 4 april 1946

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's