Uit het kerkelijk leven.

Niet zonder goede opleiding.

„Het Spaansche juk was afgeworpen; de kerken begonnen zich weer te herstellen; de Prins was in October 1573 openlijk tot de Gereformeerde Kerk overgegaan.

Groot gebrek was er echter aan predikanten, zoodat Synoden, Classen en Consistoriën den Prins bestormden met het verzoek om in den nood der kerken te voorzien. Do oorzaak van dit gebrek aan bedienaren des Woords lag aan het gemis eener opleidingsschool.

De verschillende stads-, dom-, kapittel-en kloossterscholen, waar vroeger de Roomsche geestelijkheid gevormd was, alsmede de Roomsche Universiteit te Leuven, konden daarvoor natuurlijk niet meer dienen, 't Gevolg was dat er naar eene eigene inrichting werd omgezien voor het opleiden van predikanten.

Dat dit voor de hand lag kan ons blijken, wanneer we de geschiedenis der reformatie in ons land nagaan.

Zoo was nauwelijks in Gelderland de Gereformeerde Kerk de heerschende geworden of reeds in 1579 kwam op de Synode te Arnhem de oprichting van eene Universiteit ter sprake, waaraan echter géén gevolg gegeven is. In Gent werd in 1578 eene Gereformeerde leerschool geopend.

Voor Friesland werd in 1585 eene Universiteit te Franeker opgericht, de zaak was reeds in 1581 aan de orde gesteld.

De stichting eener eigene school ging echter niet uit van de kerken zelven. Inrichtingen van onderwijs gingen destijds uit van de overheid, hetzij van de stedelijke, hetzij van die des lands.

Vandaar dat de Gereformeerden zich tot den Prins wendden, die, hoewel nog geen anderen titel voerende dan dien van'Stadhouder van Filips, toch feitelijk voor hen de hooge overheid vertegenwoordigde.

Het plan was oorspronkelijk om alleen theologen op te leiden, maar dit plan werd spoedig opgegeven.

Staten en Prins kozen voor een Universiteit, waar ook medicijnen en rechten werden onderwezen.

Maar de Theologie, de opleiding tot den dienst des Woords was toch de hoofdzaak.

En zoo werd de Hoogeschool gesticht door den Vader des Vaderlands, waarnaar zoo reikhalzend door de kerken was uitgezien, maar die ook op ander terrein rijke vruchten zou afwerpen. De Hoogeschool, waarvan de Prins zelf getuigde: de voornaamste bewegende oorzaak der stichting dezer Universiteit is de Theologie, tot voorziening in de behoefte aan Gereformeerde predikanten voor de Kerken in deze landen.

„Wij zullen zorg dragen", zoo schreef de Prins, „dat de Professoren met de H. Schrift zuiverlijk uit te leggen, geleerde en waardige herders vormen."

Geen wonder dat men blij was in de Gereformeerde Kerken van ons Vaderland, want Schotel zegt in „de academie te Leiden" pag. 3 niet ten onrechte van die dagen : „er gaat eene stemme op uit gansch het' land om godzalige en welervaren dienaars des Woords en zorgvuldige herders."

Dit is een stukje uit de dagen van ouds. Wij, kinderen van den nieuwen tijd, wij moeten uitzien naar een goede opleiding tot den dienst des Woords, want er is een schreiende behoefte aan godzalige en welervaren leeraars en zorgvuldige herders.

Wij, de kinderen van onze Vaderen, wij moeten deze zaak niet verachten, gelijk zij, die op God vertrouwden, het niet gedaan hebben.

En nu er geen Prins Willem meer is; nu moet men in de Kerk zelve opwaken en aan 't werk gaan.

Gereformeerde Hoogleeraren in de Godgeleerdheid hebben wij noodig.

Denk dan aan het Leerstoelfonds!

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Terug naar resultaten Printen