STAAT EN MAATSCHAPPIJ
KONINGIN WILHELMINA LEVE
Het is bij de nationale gedachtenisviering van de 40-jarige Regeering van Hare Majesteit onze geëerbiedigde Koningin, de moeite waard om nog eens de proclamatie te herlezen, waarmede de 'toen jonge Vorstin, op 31 Augustus 1898 tot Haar hooge taak geroepen, zich tot 't Nederlandsche volk van het Rijk in Europa en de rijksgebieden in de beide Indien richtte.
In deze proclamatie heette het :
Mijn innig geliefde Moeder, aan wie Ik onuitsprekelijk veel verschuldigd ben, gaf Mij het voorbeeld van een edele en verheven opvatting der plichten, die nu op Mij rusten.
Ik stel Mij tot levensdoel, dat voorbeeld na te volgen, te regeeren zooals van een Vorstin uit het Huis van Oranje wordt verwacht. Aan de Grondwet getrouw, wensch Ik den eerbied voor den Nederlandschen naam en de Nederlandsche vlag te bevestigen. Ik wensch bij het Opperbestuur over de Bezittingen en Koloniën in Oost en West rechtvaardigheid te betrachten en naar Mijn vermogen bij te dragen tot verhooging van Uw geestelijk en stoffelijk welzijn.
Ik hoop en verwacht, dat Uw aller steun, in welken ambtelijken of maatschappelijken werkkring binnen of buiten het Koninkrijk Gij zijt geplaatst. Mij daarbij nooit ontbreken zal.
Op God vertrouwende en met de bede, dat Hij Mij sterke, aanvaard ik de regeering.
Even belangrijk als de proclamatie, was ook de rede, welke de Landsvrouwe bij de plechtige inhuldiging op 6 September d.a.v. in de Nieuwe Kerk te Amsterdam, te midden van de Staten-Generaal, hield. Zij luidde :
„Mijne Heeren, Leden der Staten-Generaal.
Reeds op jeugdigen leeftijd heeft God Mij door het overlijden van Mijnen onvergetelijken Vader tot den Troon geroepen, dien Ik onder het zoo wijze en zegenrijke Regentschap Mijner innig geliefde Moeder beklom.
Na de vervulling van Mijn achttiende levensjaar, heb Ik de regeering aanvaard ; Mijne proclamatie heeft dit aan Mijn dierbaar Volk bekend gemaakt.
Thans is de ure gekomen, waarin Ik Mij, te midden van Mijn trouwe Staten-Generaal, onder aanroeping van Gods heiligen Naam, zal verbinden aan het Nederlandsche volk tot instandhouding van zijne dierbaarste rechten en vrijheden.
Zoo bevestig Ik heden den hechten band, die tusschen Mij en Mijn volk bestaat, wordt het aloude verbond tusschen Nederland en Oranje opnieuw bezegeld.
oog is Mijne roeping, schoon de taak, die God op Mijne schouders gelegd heeft. Ik ben gelukkig en dankbaar, het Volk van Nederland 'te mogen regeeren, een volk, klein in zielental, doch groot in deugden, krachtig door aard en karakter.
Ik acht het een groot voorrecht, dat het Mijne levenstaak en plicht is al Mijn krachten te wijden aan het welzijn en den bloei van Mijn dierbaar Vaderland. De woorden van Mijnen beminden Vader maak Ik tot de Mijne : „Oranje kan nooit, ja nooit genoeg voor Nederland doen".
Bij de vervulling van Mijne taak, heb Ik Uwe hulp en medewerking noodig, Mijne Heeren, Leden der Volksvertegenwoordiging ; Ik ben overtuigd, dat Gij Mij die in ruime mate zult verleenen.
Laat ons samen arbeiden voor het geluk en den voorspoed van het Nederlandsche volk. Dat zij Ons aller levensdoel.
God zegene Uwen en Mijnen arbeid, dat hij strekke tot heil van ons Vaderland".
Na het uitspreken van deze gewichtige en gevoelvolle rede, legde de Koningin met plechtigen ernst den bij de Grondwet gestelden eed af, luidende :
„Ik zweer aan het Nederlandsche volk. dat Ik de Grondwet steeds zal onderhouden en handhaven.
Ik zweer, dat Ik de onafhankelijkheid en het grondgebied des rijks met al Mijn vermogen zal verdedigen en bewaren ; dat Ik de algemeene en bijzondere vrijheid en de rechten van alle Mijne onderdanen zal beschermen en tot instandhouding en bevordering van de algemeene en bijzondere welvaart alle middelen zal aanwenden, welke de wetten te Mijner beschikking stellen, zooals een goed Koning schuldig is te doen.
Zoo waarlijk helpe Mij God almachtig”.
Koningin Wilhelmina heeft in de 40 jaren van Haar Regeering dien eed gestand gedaan.
Zij is de eed om de onafhankelijkheid en het grondgebied des Rijks te verdedigen en te bewaren, de algemeene en bijzondere vrijheid en de rechten der onderdanen te beschermen, benevens alle middelen aan te wenden tot instandhouding en bevordering van de algemeene en bijzondere welvaart, ondanks de groote gevaren, die op internationaal terrein dreigden en de vele moeilijkheden, die zich op economisch-en sociaal gebied in de afgeloopen 40 jaren voordeden, ten volle nagekomen.
De getrouwe vervulling van de zware en hoogst verantwoordelijke taak door de Landsvrouwe leidde tot de heerlijke uitkomst, dat, terwijl de tronen van eeuwenoude dynastiën wankelden, de „kronen over de straat rolden", de Nederlandsche constitutioneele monarchie hechter gegrondvest werd dan ooit.
Hetgeen de Koningin bij de aanvaarding der Regeering Zich tot levensdoel stelde, mocht Zij verwezenlijken.
Zij regeerde trouw overeenkomstig de Grondwet.
Zij handhaafde de rechten en vrijheden des volks.
Bij den mijlpaal na 40-jarige Regeering vervult dankbaarheid het hart van het Nederlandsche volk voor den zegen, welke de wijze Regeering van Koningin Wilhelmina gedurende zoo lange reeks van jaren in het midden van het volk heeft verspreid.
Voor dien zegen danken wij God, Die ons Haar schonk, en Haar voor ons volk spaarde.
Koningin Wilhelmina leve!
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 8 september 1938
De Waarheidsvriend | 10 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van donderdag 8 september 1938
De Waarheidsvriend | 10 Pagina's