De Waarheidsvriend cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van De Waarheidsvriend te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van De Waarheidsvriend.

Bekijk het origineel

Verschoppelingen

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Verschoppelingen

Feuilleton.

6 minuten leestijd

EEN OORSPRONKELIJK VERHAAL DAT AANVANGT ONGEVEER 1870

„Dan zal je zeker den Goeden Herder niet kennen ? "
Ze moest het zijn !
„Nou, of ik Dien ken ! Dat is Jezus de Zaligmaker !"
Hij zag een blijden glans over 't gelaat der dame komen.
„Ken je Hem wel goed ? "
„Goed juffer ? Ik ken Hem nog beter dan de schapen mij kennen. Bleutje, waar ben je ? — Kijk juffie ! die hoort het !"
De dame zag een schaap den kop opheffen en naar 't herdertje zien.
„Wel, dat is aardig !" zei ze lachend.
„Zoo, juffer, kent de Goede Herder mij. Hij roept Zijn schapen bij name en leidt ze uit. De Goede Herder stelt Zijn leven voor de schapen, en Hij kent ze allen, en zij kennen Hem, en zij volgen Hem."
„Dus jij weet, dat je een schaap bent van den Goeden Herder ? "
„Zeker, juffe? !" „En hoe weet je dat 7"
Daar had hij nog nooit over gedacht; hij wist, dat het zoo was, maar hoe hij dat wist, daarover zou hij eerst moeten nadenken. Hij had de oogen naar den grond geslagen, doch ineens keek hij de dame aan en zei :
„Juffer ! ik wil graag eerst wat van de juffer weten. Mag ik wel wat vragen ? "
„O zeker, vraag maar op !" „Bent u Virginie ? "
„Ja, die ben ik", zei ze, verwonderd hem aanziende en in zijn gelaat zoekend, of ze misschien den herder kende.
„Je schijnt me te kennen, vriendje ; maar ik Weet niet hoe. Wij hebben toch nooit samen gesproken ? "
„Gesproken ? Gesproken ? Een enkel woordje maar. 't Is niet van 't spreken, dat ik de juffer ken ; maar van 't spelen en zingen ; van 't zingen 't allermeest. En August speelde op de „do". Toen kwam ik bij 't hek en toen kwam de juffer naar mij toe."
De dame sloeg de handen in elkaar : 't heele tooneel van toen stond haar plotseling weer duidelijk voor den geest. Meermalen had ze aan 't ventje gedacht, maar hem nooit weer terug gezien.
„Ben jij dan dat tengere ventje ? Je hadt zulke heel groote leelijke klompen aan je kleine voeten en grof linnen kleeren aan !"
„Ja, dat was ik, en nu ben ik de herder van Winnewoud."
„Wel, wat ben ik blij, dat ik je eindelijk nog eens zie. Weet je wel, dat we toen elkander een hand gaven ? "
„Of ik 't weet juffer ! Ik vergeet het nooit. En ik kan u niet zeggen, hoe blij ik ben, dat ik u weer zie. Ik dacht soms, dat het nooit zou gebeuren, hier op de aarde niet ; maar ik geloofde altijd vast, dat u een kind van God was, en 'k zou u terug vinden in de eeuwige heerlijkheid bij onzen Heere Jezus."
„en waarom geloofde je dat ? "
„Omdat u zong van den Heer en van den getrouwen Vader, en omdat u mij een hand gaf, en de hand over mijn wang streek. Dat had nog niemand gedaan, en 't was mij — ja, toen kende ik God niet, maar nu zou ik zeggen : 't was of God zelf met Zijn hand mij aanraakte."
De dame keek rond en riep toen :
„August ! kom eens hier !"
Daarop zag ze Paul weer aan en zei :
„Je kende toen den Goeden Herder dus nog niet ? "
„Ik had er nooit van gehoord, juffer Virginie, nooit; maar "
Daar was de geroepene.
„Zeg August, kun je je nog herinneren — 't zal vier, vijf jaar geleden zijn — dat we samen muziek maakten in den tuin en dat er toen een arm ventje naar ons stond te luisteren ? "
„Ja, zoo'n beetje, omdat jij daar nog wel' eens over gesproken hebt. En deze herder is nu zeker dat ventje ? "
,, Ja, heer! ik ben dat ventje."
„Wel, dat is heel aardig. Mij zal je niet meer kennen zeker 1"
„Nee heer ! — Hebt u ook God lief ? "
De heer kleurde en zweeg. Daarom nam de dame het woord :
„Maar herder, hoe is het gekomen, dat jij God lief kreeg ? "
„Zoo maar vanzelf, juffer Virginie. Mark Mons vertelde mij van Hem en ik had Hem dadelijk lief, en ik geliofde, dat Hij alles kon, en Hij kon alles. Toen was ik de verschoppeling en ik wiL niet, dat God mij lief had. Nu weet ik het en nu ben ik gelukkig."
De heer kreeg nu ook aardigheid aan 't herdertje.
„Waarom was jij de verschoppeling ? "
Paul vertelde me op zijn eigen naïeve wijze allerlei brokstukken van zijn levensgeschiedenis, van Koen en Hilda, van Mark Mons en Marie Kooijker en van Hillebranid, en hoe 'ij nu eindelijk de gelukkigste van de heele wereld was.
De heer en de dame luisterden met groot genot. Zij verblijdde er zich over, dat haar muziek en zang door den vrij machtigen God mede dienstbaar was gemaakt, om in dat verlaten kind een bewust verlangen naar het eeuwige en naar den Eeuwige wakker te roepen.
Nu sprak ze haar blijdschap uit, dat God hen nog eens samen had gebracht, zoo geheel ongedacht en onverwacht. Zij en haar broer hadden er lust in gehad om eens te paard door de wijde heide te dwalen, en omdat ze zoo gaarne eens een groote kudde schapen wilden zien, waren ze naar dezen kant gekomen : zóó had God hen nu verrast met deze ontmoeting.
Zij en haar broer begonnen nu allerlei te vragen over de schapen. En dan bekeken ze ook zijn breiwerk. Fijn was het niet, want Paul breide niet anders dan grove kousen en sokken voor de boeren. Even moesten hij en de dame dicht bij elkander staan met eenige schapen om hen heen : zoo werden ze gekiekt.
Paul kende het toestel niet, en daarom liet mijnheer er hem eens in zien ; maar 't maakte hem niet wijzer.
„Hier heb je meer aan, zei de dame en reikte hem een paar chocoladereepen toe. Toen gaven ze elkander de hand en namen hartelijk afscheid van elkander. Ze stegen beiden te paard en reden verder, nu en dan omziende en den herder met de hand toewuivende.
Paul hief zijn hoogste lied aan, en reeds bij den derden regel zag hij, dat de ruiters stilihielden en naar hem luisterden. Eindelijk nog eens gewuifd en daarna verdwenen ze uit zijn gezicht.
Wat was hij gelukkig ! Virginie was dus ook een schaap van den Goeden Herder ; beiden behoorden ze tot eenzelfde kudde, en eens zouden ze, in de hemelsche weiden, altijd bij hun Herder zijn en Zijn stem hooren.

(Wordt vervolgd).

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 6 juli 1923

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's

Verschoppelingen

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 6 juli 1923

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's