Verschoppelingen
Feuilleton.
EEN OORSPRONKELIJK VERHAAL DAT AANVANGT ONGEVEER 1870
„Wil je nog koffie, Marie? "
„Heb je nog een beetje ? Maar ze is koud; je moest ze warm kunnen maken !"
„Als 't niet zoo Iaat was, zou ik nog wel een vuurtje maken ; maar ik ben te ver van mijn stookpaats. Je mag 't niet overal doen: er zou brand komen en al de hei ging verbranden en de grond ook. Als we thuis komen kan je wel warme koffie krijgen. Ik heb nog twee boterhammen. Wil je ze ? "
„Nee, je moet ze zelf op eten."
„Elk een met elk een teugje koffie." Dat vond ze goed.
't Verwonderde hem, dat ze hem niet vroeg naar een of ander plan. En zij wachtte tot Paul er over zou beginnen.
„Weet Hillebrand er van, Paul ? "
„Ik heb hem gezegd, dat je vandaag of morgen of later misschien weer terug zoudt komen, en dat je dan 's avonds met mij zoudt meegaan."
Tegen half zeven dribbelden ze samen door 't dorp met de laatste schapen. Paul wilde, dat ze maar terstond naar Hillebrand zou gaan, doch zij kwam er liever gelijk met hem en samen brachten ze de laatste schapen tot dicht bij 't hek, waar ze binnen moesten.
„Hier is nu Marie Kooijker !"
Zoo kwam Paul binnen, en al de aanwezigen waren zoo vriendelijk jegens 't meisje, alsof ze er een oude bekende was. Paul deelde — stilletjes — het verzonnen slaapplan mee aan de vrouw, die dat heel goed vond. Daarna zocht en vond hij gelegenheid, om den baas alleen te spreken.
„Baas. nu is Marie hier. Haar tante heeft haar teruggejaagd ; maar ze mag niet thuis komen, en hier blijven kan ze niet. Je zult het zeker wel goed vinden, dat ik zelf om een dienst voor haar ga zoeken. Maar ze mag het niet weten. Als ze nu om acht uur of eerder naar bed gaat, trek ik er op uit. Maar je moet niet ongerust zijn ; want misschien kom ik eerst in den nanacht terug, en misschien wel later." De baas schudde het hoofd.
„Waar denk je naar toe te gaan ? " „Ik zou dat nu liever niet zeggen, baas." „Zeg dan, welken kant uit." „Den kant van Delberg !"
De kuiper had heel veel bezwaren ; doch hield het voor zeker, dat Paul iets ging doen, wat hij eerst met zijn God had overlegd. Alles kwam altijd met den jongen terecht ; ook dit zou wel goed afloopen.
Hoofdstuk XIV.
Het was middernacht.
Wie pas uit een verlichte kamer naar buiten kwam, zou geen hand voor oogen kunnen zien, zoo donker was het. Doch Paul had sedert tien uur niets dan deze duisternis gezien en was er aan gewend, zoodat hij op een afstand van twee, drie treden nog wel een boom kon zien. In de open hei was het nogal licht geweest, in vergelijking met dit boomrijk oord.
Hij stond bij den handwijzer aan den viersprong, waar hij jaren geleden had gestaan en in 't gras gelegen, luisterende naar de zeldzame muziek en het schoone lied van Virginie. Sedert hij Koen en Hilda had verlaten, was hij hier op dit onvergetelijk plekje niet weer geweest.
Hier onder de hooge boomen was 't nu donkerder dan ergens, en stil, of alles dood was. Alwaar daar in 't groote heerenhuis scheen nog leven te zijn, want het licht straalde door drie ramen over 't gras en de bloemperken, en nu en dan werden de flikkerstrepen door donkere vlekken gebroken. Hij had wel geweten, dat de rijke menschen veel later naar bed gingen dan de boeren en daglooners, maar dat het zóó laat hier nog in volle fleur was, dat dacht hem iets buitengewoons. Dat had hij niet durven hopen en toch had de hoop daarop hem den loop doen versnellen. God had dus toch zijn bidden gehoord !
Want reeds vóór acht uur had hij zich op weg begeven, en er op gerekend, dat hij vóór half elf hier kon zijn, en dan ware het nog niet te laat. Maar door de duisternis, en omdat hij in lang hier niet was geweest, was hij verdwaald. Toen was 't hem even zeer bang geworden, omdat het hem een bewijs was, dat God niet met hem was op dezen weg. En toch bad hij nog gebeden, en nog gehoopt.
Nu was hij hijgend hier aangekomen, te middernacht, en — daar was nog licht en leven. Maar — tusschen Virginie en hem waren muren en hekken ! Telkens stond hij gereed, om door 't hek te gaan, en lederen keer trad hij terug. Hij wilde graag en hij durfde niet: en zoo stond bij hier reeds een kwartier te aarzelen. Ware het maar dag geweest!
Maar zoo in 't holle van den nacht I Men zou denken, dat hij een inbreker was !
Eindelijk ging hij door 't hek ; maar ineens meende bij geritsel aan de deur te hooren en hij stoof weer weg.
God had hem nog tijdig genoeg hier doen zijn, en nu durfde hij niet. En als 't licht nu uitging, was heel de reis voor niets. O, als 't daar inééns 's donker werd !
Die vrees zette hem aan : hij ging door 't hek en stapte moedig door tot de trappen van bet bordes, en begaf zich aarzelend tot vóór de deur; de angst sloeg hem om het hart. Want nu bij 't schijnsel van 't bovenlicht bekeek hij zijn schamele plunje en hij wist, hoe fijn Virginie en August waren uitgedost. En als nu eens een onbekende open deed ? Wat zou hij dan zeggen ?
Waarschijnlijk was zijn voetstap gehoord, want heel zacht ging de deur open en een huisknecht stak er het hoofd door naar buiten.
„Moet je hier zijn, jongen !" „Ja heer! ik moet Virginie spreken."
„Freule Virginie ? En dat midden in den nacht! Wat heb je te zeggen ? "
„Ik moet haar voor iemand spreken. FreuIe Virginie kent mij wel."
„Maar jongen, daarvoor is 't nu geen tijd. Is dat komen, midden in den nacht ! Wonder, dat hier allen nog niet slapen."
„Maar heer, al sliep freule Virginie, dan zou ze toch wel wakker worden, als ze wist, dat ik haar moest spreken."
De huisknecht vond den knaap een interessant kereltje.
„Kan je morgen niet komen ? "
„Nee, dan moet ik de schapen hoeden."
„Twee, drie schapen ? "
„Ja, drie, vierhonderd ! Vraag bet maar aan freule Virginie. Ik ben de herder van Winnewoud."
De huisknecht was een goed man, en lachte om 't kereltje, dat zich de herder van Winnewoud noemde.
„Kun je mij niet zeggen, wat je te vragen hebt ? "
„Nee, dat zal niets helpen. Ik moet zelf met freule Virginie spreken ; eerder mag ik niet van hier gaan."
De huisknecht begon te gelooven, dat de zaak ernstig was.
„Ik zal vragen, of de freule nog te spreken is. Hoe heet je ? "
„Dat weet freule Virginie toch niet. Zeg maar, dat ik de herder van Winnewoud ben."
(Wordt vervolgd).
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 10 augustus 1923
De Waarheidsvriend | 4 Pagina's

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 10 augustus 1923
De Waarheidsvriend | 4 Pagina's