Globaal bekeken
Een lezer stuurde ons een artikeltje uit het Informatiebulletin van de russische ambassade. Het is een vraaggesprek met Boris Zelenköv, Sovjet-socioloog over jeugd en religie in de U.S.S.R. Als dit berichtje juist is zou hulpverlening aan Oost-Europa overbodig zijn, zo concludeerde hij. Maar hij voegde er terecht aan toe 'het papier is geduldig'.
'Wat kunt u zeggen naar aanleiding van de bewering die men steeds vaker tegenkomt in de westerse pers, dat de religie in de USSR "een wedergeboorte doormaakt" en dat zich hier steeds meer mensen, in het bijzonder jonge, "zich richten tot God"?
"Ik kan niet nalaten een tegenvraag te stellen: op grond van welke feiten worden dit soort conclusies getrokken? Er wordt immers op dit punt geen officiële statistiek in de USSR bijgehouden. En die kan niet worden bijgehouden door een eenvoudige oorzaak: geen enkele officiële persoon of instelling heeft het recht van iemand een antwoord te eisen op de vraag, of hij gelovig is. In geen enkel officieel document wordt een mededeling over de geloofsbelijdenis opgenomen. Men vraagt geen enkel mens hiernaar als hij naar een hogeschool gaat of gaat werken."
Maar hoe kan men zich in dit geval een voorstelling maken over de mate van verbreiding in de Sovjet-Unie van deze of gene geloofsbelijdenis en over de gelovigen en de atheïsten?
"Een voorstelling hierover geven selectieve sociologische onderzoeken die met wetenschappelijke doelstellingen worden uitgevoerd op basis van volledige vrijwilligheid. Ik zeg er meteen bij, dat de gegevens van de onderzoeken niet getuigen van een 'wedergeboorte' van de religie in de USSR, maar integendeel van een geleidelijk uitgedoofd raken van de religiositeit van de bevolking."
Kunt u feiten noemen, die deze gedachte bevestigen?
"Volgens de sociologische gegevens maken de gelovigen thans 8 à 10 procent uit van de volwassen stedelijke bevolking van ons land. Op het agrarische platteland is dit percentage enigszins hoger (In de USSR vormen de stedelingen 64 procent en de op de platteland woonachtigen 36 procent van de bevolking.) Er is alle aanleiding om te stellen, dat ook de gelovige heden ten dage niet meer dezelfde is, als hij gisteren was. Ik zal deze gedachte illustreren met concrete feiten die de afkalving van het religieuze bewustzijn bewijzen: in het betreffende geval in de orthodoxe parochies van het gebied van Kaloega (Centraal Rusland). Maar 12 procent van de gelovigen bezoekt daar regelmatig de kerk. Slechts 14 procent acht een religieuze opvoeding van de kinderen in het gezin noodzakelijk. Bijna een derde deel van de gelovigen neemt aan, dat God bestaat, maar is daar niet vast van overtuigd. Veertig procent gelooft in de onsterfelijkheid van de ziel, 35 procent twijfelt aan de waarheid van dit uiterst gewichtige religieuze dogma en 20 procent ontkent eenvoudigweg de onsterfelijkheid van de ziel."
En hoe taxeren de sociologen de verbreidheid van het geloof in God in de kringen van de jongeren?
"Gemiddeld kan men maar 2 procent van de jonge mannen en vrouwen gelovigen noemen. Hoewel hier de voorbehouden noodzakelijk zijn, dat in sommige regio's van ons land de religiositeit van de jeugd schommelt binnen de grenzen van 1, 5 tot 5 procent en dat ze hier en daar hoger ligt (in Litouwen bijvoorbeeld 8, 3 procent). De in vergelijking met andere regio's hogere religiositeit van afzonderlijke categorieën van de jeugd in het Baltische gebied, Midden-Azië en de westelijke gebieden van de Oekraïne en Bjelorusland heeft te maken met de nationale en sociale bijzonderheden van de historische ontwikkeling van deze regio's. Als socioloog die zich met name bezig houdt met de problemen van de wederzijdse relaties van de religie met de jeugd, wijs ik ook met nadruk op de volgende bijzonderheid: jarenlange onderzoekingen van Sovjet-geleerden laten zien, dat iedere volgende groep van de bevolking in de leeftijd van 18 tot 21 jaar iedere tien jaar (dat is de tijdsperiode tussen de onderzoekingen) ongeveer een derde minder religieus blijkt dan de voorafgaande."
Waardoor kan men de stabiele daling van de belangstelling voor de religie bij de jongens en meisjes verklaren?
"Vooral door de al een kleine zeven decennia voortdurende invloed op alle aspecten van de bestaansstructuur van de socialistische levenswijze, de dialectisch-materialistische wereldbeschouwing en de communistische moraal." ,
Maar kan men veronderstellen, dat dit ook te maken heeft met de omstandigheid dat de gelovigen deze óf gene moeilijkheden of ongemakken ondervinden, die de atheïsten niet ondervinden?
"Ongemakken waarin? We hebben al gezegd, dat een burger van de USSR nergens, in geen enkel formulier opgeeft, of hij atheïst is, of dat hij in God gelooft. De burgers van de USSR zijn juridisch en feitelijk gelijkwaardig, onafhankelijk van hun relatie tot de religie. De gewetensvrijheid is in de Sovjet-Unie afgekondigd als een grondwettelijke garantie. En, tussen haakjes, de Grondwet van de USSR bevat de volgende bepaling: 'Het wekken van vijandschap en haat in verband met de geloofsovertuiging is verboden'."
Wekt de atheïstische propaganda, die op uitgebreide schaal in ons land wordt bedreven, niet een dergelijke vijandschap?
"Absoluut niet. Het is voldoende om te zeggen, dat een speciale staatsinstelling - de Raad voor de aangelegenheden van de religies bij de Ministerraad van, de USSR - er streng op let, dat het dispuut voor de atheïsten met de gelovigen uitsluitend wordt gevoerd in het kader van een wetenschappelijke discussie, waarbij deze onder geen enkele omstandigheid vormen aanneemt die beledigend zijn voor de gelovigen."
Maar waardoor is het feit te verklaren, dat bij alle activiteit van de atheïstische propaganda een zeker deel van de jongens en meisjes toch in God gelooft en een ander, waarschijnlijk aanzienlijker deel, hoewel dan niet gelooft, maar toch deelneemt aan religieuze ceremoniën?
"Laten we in de eerste plaats in gedachten houden, dat de religie een sociaal verschijnsel met een duizendjarige geschiedenis is. Ten tweede scheppen het niet-gewelddadige, natuurlijke en dus ook langdurige karakter van het uitgedoofd raken van het religieus bewustzijn en het vrije bestaan van de kerk en de religieuze verenigingen in de USSR de bodem voor de reproduktle van een aanzienlijk aantal gelovigen, tenminste in de eerstkomende generaties. En tenslotte ten derde: in de loop van de eeuwen heeft de kerk niet alleen een rijke ervaring opgedaan om invloed uit te oefenen op de hoofden en harten van de mensen, maar ook de ervaring om zich actief aan te passen aan de nieuwe tijden en de omstandigheden van het bestaan."
Waar denkt u concreet aan?
"De religieuze propaganda wordt tegenwoordig op een verfijndere wijze verricht en het arsenaal van haar vormen en methoden wordt aanzienlijk vernieuwd, in het bijzonder waar het met name gaat om de beïnvloeding van jonge mensen. Zijn de rock-opera 's in de mode? Men kan een rock-opera ook opvoeren onder de booggewelven van een kerk en daarbij de studenten aan een conservatorium uitnodigen (waardoor men zich natuurlijk verzekert van jonge toeschouwers). Groeit de belangstelling van de jeugd voor de geschiedenis van het eigen volk? Ook daar kan men gebruik van maken, te meer daar het in de geschiedenis voor een onervaren iemand vaak moeilijk pleegt te zijn om het historische element en de sociale inhoud te scheiden van de religieuze aspecten. Hebben de jonge mensen een hang naar prachtige ceremoniën? Op dit punt heeft de kerk een overvloed aan ervaring..."
Maar is er, wanneer men al deze elementen in aanmerking neemt, geen aanleiding om, zoal niet nu, dan in de toekomst een toename van de religiositeit te verwachten?
"Ik ben overtuigd van niet. Hoe de kerk ook haar best mag doen om zich aan te passen aan de tijd en de jeugd te bereiken, er is een ander, objectief proces dat heel wat stormachtiger in zijn werk gaat: de groei van de overtuiging van de jonge mensen in de juistheid van de dialectisch-materialistische, naar haar karakter diepgaand atheïstische wereldbeschouwing.'"
V. d. G.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 16 januari 1986
De Waarheidsvriend | 16 Pagina's

Bekijk de hele uitgave van donderdag 16 januari 1986
De Waarheidsvriend | 16 Pagina's