Boekbesprekingen

Het oorspronkelijke boek Let the nations be glad van John Piper is al meer dan dertig jaar geleden voor het eerst verschenen. Het is en blijft een aanrader om het vuur van de zending aan te wakkeren, zeker nu een herziene en uitgebreide versie ook in het Nederlands is verschenen.

Het boek is opgedeeld in vier delen. Het eerste deel vormt het kloppend hart van het boek. Met gedrevenheid beschrijft Piper dat aanbidding de brandstof en het doel is van zendingswerk. Zending bestaat omdat aanbidding van God onder de volken ontbreekt. Helaas wordt die hartstochtelijke liefde voor God vaak gemist, wat volgens hem de oorzaak is van missionaire slapte in de gemeenten. De ijver van de gemeente voor de heerlijkheid van haar Koning zal volgens hem alleen toenemen als voorgangers, leiders en docenten aan theologische scholen de Koning veel meer roemen. Waarvan akte!

Het frontliniewerk van de zending is de prediking van het Evangelie. Het Woord is het wapen waardoor de volken tot geloof en gehoorzaamheid worden gebracht. Piper noemt het gebed terecht de krachtbron van zending. Helaas gebruiken veel christenen het gebed niet om extra vuurkracht in te roepen in deze geestelijke strijd, maar om meer comfort voor het dagelijks leven te vragen. Een herkenbare en beschamende observatie.

In dit eerste deel vraagt hij ook aandacht voor het lijden dat zending met zich meebrengt. Hij noemt verschillende redenen waarom God wil dat de missie van de kerk vooruitgang boekt door storm en lijden heen. Met als conclusie dat we niet moeten verlangen naar vervolging, maar wel op onze hoede dienen te zijn voor voorspoed, bovenmatig gemak, comfort en weelde, omdat die vaak leiden tot een enorme matheid in de kerk. Dit deel houdt ons een spiegel voor. In hoeverre zijn wij nog bereid ons comfortabele leven los te laten, om ons leven in dienst te stellen van Koning Jezus?

In het tweede deel gaat hij in op de noodzaak en aard van het zendingswerk. Wat de noodzaak betreft toont hij de werkelijkheid aan van een eeuwige bewuste pijniging onder Gods toorn, dat het verzoeningswerk van Christus onmisbaar is voor de zaligheid, en dat het noodzakelijk is dat iemand over Christus hoort om eeuwig behouden te zijn. In dit deel doet Piper stevige uitspraken, die bij mij hier en daar de behoefte aan nuancering oproept.

In deel drie werkt hij de begrippen aanbidding van God en bewogenheid met de mensen om ons heen nader uit, waarbij hij uitvoerig refereert aan Jonathan Edwards. Zending wordt niet alleen gedreven door een vurige liefde voor God, maar ook door bewogenheid met mensen die verloren dreigen te gaan. Terecht stelt hij de vraag in hoeverre we dat nog geloven.

Het vierde deel gaat nader in op mondiale verschuivingen, zoals de verschuiving van het zwaartepunt van het christendom van Europa en Noord-Amerika naar het zuiden en het oosten (Latijns-Amerika, Afrika en Azië). Uitgebreid gaat hij in op het zogenaamde welvaartsevangelie en de predikers daarvan, waarbij hij wel zo eerlijk is om op te merken dat het slechtste type van het Afrikaanse welvaartsevangelie een Amerikaans exportproduct is. Daarom verbaast mij de volgende opmerking in dit verband: ‘Het getuigt echter van weinig kennis als we veronderstellen dat naburige gemeenten of zendelingen een volk altijd beter kunnen bereiken dan westerse zendelingen.’ (p.317) Ik zou zeggen dat als die mogelijkheid zich voordoet, het zelfs de voorkeur verdient.

Jammer is dat er in dit boek weinig aandacht is voor wederkerigheid in de zending. Het boek is sterk geschreven vanuit één richting. De kerken in Europa en Noord-Amerika kunnen veel leren van broeders en zusters die onder veel moeilijkere omstandigheden leven dan wij. Het boek zou aan kracht hebben gewonnen als daar in het vierde deel meer aandacht aan was besteed.

Dat laat onverlet dat ik blij ben met de Nederlandse vertaling van deze herziene en uitgebreide versie, waardoor het lezerspubliek zich vergroot. Ik voelde me beschaamd na het lezen ervan. Het boek confronteert, scherpt op en wakkert het vuur voor Gods aanbidding en verheerlijking aan, evenals de bewogenheid met mensen die Jezus nog niet kennen. Ik bid graag mee met Piper: ‘Het is mijn gebed dat God in Zijn genade mijn werk vruchtbaar zal maken voor Christus’ Koninklijke Majesteit. Ik bid dat Hij generaties christenen met oog voor de wereld doet opstaan die bereid zijn hun leven af te leggen opdat de volken zich zullen verheugen in de heerlijkheid van God door Jezus Christus.’

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Printen