Interview met kerkhistoricus Wim Moehn over Guido de Brès
‘Zijn martelaarschap is een krachtig getuigenis’
Als bijzonder hoogleraar Geschiedenis van het gereformeerde protestantisme aan de PThU namens de Gereformeerde Bond verzorgde prof. dr. W.H.Th. Moehn een wetenschappelijke editie van het eerste geschrift van Guido de Brès, Le Baston de la foy chrestienne, in het Nederlands vertaald als Het wapen van het christelijk geloof.
We kennen De Brès vooral als de opsteller van de Nederlandse Geloofsbelijdenis. Maar wat weten we nog meer over hem? Een gesprek met een gepassioneerd kerkhistoricus.
Om te beginnen, wie was Guido de Brès en wat was zijn historische context?
‘Dan gaan we naar de 16e eeuw. We ontmoeten een glasschilder die in ieder geval werkte met vensterglas in kerken en ook beschilderde ramen maakte. Dat was zijn vak. Guido de Brès was iemand die gegrepen werd door de nieuwe leer – de leer van de Reformatie. We weten niet precies onder wiens invloed dat gebeurde, maar het vond plaats in de zuidelijke Nederlanden, waar de nieuwe leer al vroeg verspreid werd. Daar kwam hij ook snel in aanraking met de onderdrukking door de Spaanse koning.
Vanuit Spanje was er natuurlijk repressie. Guido moest uitwijken naar Londen, waar hij vermoedelijk bij de Franstalige vluchtelingengemeente terechtkwam. Frans was zijn moedertaal, en al zijn werken publiceerde hij in die taal. Het lijkt erop dat hij in Londen zijn vorming als lekenpredikant of theoloog heeft gekregen. Toen hij terugkwam, werd hij geschikt geacht om leiding te geven aan een gemeente. Het bijzondere is dat je bij Guido nog zo vroeg in de ontwikkeling van de Reformatie zit, in een periode waarin gemeenten en synoden onder het kruis ontstaan. Het was nog heel prematuur, maar toch krachtig. Denk aan protesten in Doornik, de psalmzangavonden die in 1561 werden georganiseerd voor de huizen van prominente katholieke geestelijken. De Brès was hier niet blij mee vanwege mogelijke negatieve gevolgen. Guido was een soort selfmade man, iemand die kerkvaders bestudeerde op zijn eigen manier en daarover schreef. Hij probeerde te temperen wat hij zag als radicalere krachten binnen de protestbeweging. Toch werd hij een minderheidsstem, en het lukte hem niet om het vuur volledig te doven. Zijn bekendheid danken we aan de geloofsbelijdenis die hij schreef en over de muur van het kasteel in Doornik gooide – een daad die tot op de dag van vandaag zijn naam levend houdt. Zonder die geloofsbelijdenis zou hij waarschijnlijk een van de vele namen in de vroege Reformatie zijn gebleven.
Wat opvalt in zijn werk is een bijzondere balans tussen persoonlijk geloof en een strategisch theologisch antwoord op de uitdagingen van zijn tijd. Hij stond in de traditie van de vroege reformatoren, maar wist dit op een unieke manier te combineren met zijn eigen ervaringen en overtuigingen. Zijn eenvoudige afkomst en zelfstudie maken zijn verhaal extra bijzonder. Hij was geen academische grootheid, maar juist een praktische theoloog, dicht bij de mensen. Dat gaf hem ook zijn kracht.’
Hoe zit het met bronnen over zijn leven? Zijn er recente ontdekkingen?
‘Dat is een uitdaging. Ik heb alles uit de kast gehaald wat ik kon, zelfs tijdens de coronatijd. In Genève dook een medewerker grondig het archief in, en veel is gedigitaliseerd. Toch hebben we geen spoor van Guido kunnen vinden in notariële akten of andere archiefstukken. Het enige wat we weten, is dat hij zakelijk contact had met uitgevers in Genève en schrijvers zoals Beza en Calvijn. Beza’s werk heeft hij bijvoorbeeld duidelijk gebruikt. Je ziet dat een-op-een terug in de teksten.
Bijzonder is dat Guido’s werk opvallend veel overeenkomsten vertoont met Calvijns Institutie. Vooral hoofdstuk 20, paragraaf 5 van het vierde boek, waar het gaat over de overheid, is bijna letterlijk door Guido overgenomen. Ik durf bijna te zeggen: “Toon maar aan dat hij dit los van Calvijn schreef.” Dat toont aan dat Guido in Genève connecties had en daar gevormd werd.
Het gebrek aan concrete documenten uit archieven maakt Guido’s verhaal deels een reconstructie. Maar dat geeft het ook een mysterieus en boeiend aspect. Het roept de vraag op hoe deze man, met zijn beperkte middelen, zo’n belangrijke rol kon spelen in de geschiedenis van de kerk. Het zoeken naar bronnen blijft een uitdaging, maar ook een kans om nieuwe inzichten te krijgen in zijn leven en werk.’
Hoe is het project rondom Guido de Brès’ werken tot stand gekomen?
‘Na mijn promotie ben ik ermee begonnen. In Aalburg, waar ik predikant was, gaf ik cursussen over de vroege Reformatie. Ik verzamelde secundaire literatuur over Guido en stuitte op Braekmans werk, die al veel edities van Guido’s geschriften in kaart had gebracht. Dat gaf een goede basis. Vervolgens ging ik digitaliseren aan de hand van microfiches – ja, dat klinkt nu oud, maar het was toen vooruitstrevend. In 2013 kwam het project in een stroomversnelling. Bram Kunz promoveerde op artikel 2 van de Nederlandse Geloofsbelijdenis, en samen met Erik de Boer ging ik verder met het uitgeven van Le Baston. Dankzij een maand studieverlof in 2014 kon ik flink meters maken in de bibliotheek van de Uithof in Utrecht. Daar liggen alle werken van de kerkvaders en andere relevante bronnen binnen handbereik.
In 2020, tijdens corona, besloot ik dat het een boek moest worden. Uitgeverij Droz in Genève heeft fantastisch werk geleverd met een kritische uitgave. Het is een groot werk geworden, maar ik ben blij dat het af is. Tijdens dit proces kwamen nieuwe vragen op, zoals de precieze samenstelling van Guido’s bibliotheek en hoe hij tot zijn teksten kwam. Dat blijft een boeiend onderzoeksterrein.
Het project was niet alleen wetenschappelijk, maar ook persoonlijk verrijkend. Het liet me zien hoe Guido worstelde met zijn geloof en hoe hij dit in teksten omzette die vandaag de dag nog steeds tot de verbeelding spreken. Het gaf ook inzicht in hoe een geloofsgetuigenis in de 16e eeuw een krachtig instrument kon zijn in een tijd van vervolging.’
Wat maakt Guido’s werken uniek?
‘Zijn stijl is uniek. Neem bijvoorbeeld de eerste hoofdstukken van Le Baston. Dat begint met zevenhonderd Bijbelcitaten over God de Vader, over Christus en een batterij teksten over de Heilige Geest. Niemand anders deed dat op die manier. Het zijn hoofdstukken zonder commentaar, alleen geordend teksten uit de Bijbel. Hij heeft daarmee een soort theologisch handboek gemaakt.
Uiteraard polemiseerde Guido met Rome, vooral waar het gaat over het avondmaal en het misoffer. Hij begint met dat thema omdat het in die tijd uiterst urgent was. Later voegt hij zelf meer commentaar toe en wordt zijn stijl minder afhankelijk van de citaten van kerkvaders. Dit geeft hem een eigen stem, ondanks dat hij veel leent van anderen.
Zijn werk heeft ook een diep pastorale dimensie. Hij schrijft niet alleen voor geleerden, maar voor de gewone gelovigen die in hun dagelijkse leven met vragen en worstelingen zaten. Dat maakt zijn teksten niet alleen theologisch relevant, maar ook praktisch en inspirerend.’
Hoe zit het met Guido’s overige bronnen? Heeft hij bijvoorbeeld Luther gelezen?
‘Guido’s werken laten niet zien dat hij Luther intensief gelezen heeft, hoewel hij de grote thema’s zoals rechtvaardiging oppakt. Wat wel duidelijk is, is dat hij gebruikmaakt van kerkvaders als Calvijn en Beza. Hij heeft ook veel teksten overgenomen uit 16e-eeuwse Franse uitgaven. Dit geeft ons een beeld van zijn bibliotheek en laat zien wat een selfmade predikant in huis kon hebben. Het is bijzonder om te reconstrueren wat hij aan boeken tot zijn beschikking had – waarschijnlijk een klein maar zorgvuldig gekozen aantal.
Wat Guido ook kenmerkt, is hoe hij de Vroege Kerk probeerde te verbinden met de Reformatie. Hij gebruikte citaten van kerkvaders om de legitimiteit van de nieuwe leer te onderbouwen. Dit laat zien dat hij zich bewust was van de noodzaak om continuïteit te tonen tussen de Vroege Kerk en de hervormingsbeweging én om de teksten toegankelijk te maken voor gemeenteleden door ze in het Frans te presenteren.’
Hoe zit het met de invloed van Guido’s geloofsbelijdenis?
‘De Nederlandse Geloofsbelijdenis heeft Guido’s naam onsterfelijk gemaakt. Wat veel mensen niet weten, is dat er een begeleidende brief bij hoorde – een prachtig stuk apologetiek. Helaas raakt zoiets vaak in de vergetelheid. Dat geldt ook voor andere teksten zoals voorwoorden bij liturgische formulieren.
De belijdenis zelf is een bijzonder document, met de bekende en beruchte passage over het uitroeien van ketterij. Die is niet zonder context te begrijpen. Guido leefde in een tijd waarin politieke en religieuze spanningen hoog opliepen. Het blijft een moeilijke zin, maar we moeten ons realiseren dat het in een heel andere tijd en onder heel andere omstandigheden is geschreven. Het is interessant om te zien hoe dit document blijft resoneren in hedendaagse discussies. Het feit dat de belijdenis in zo veel talen vertaald is, laat zien hoe invloedrijk het document was. Het werd niet alleen een geloofsgetuigenis, maar ook een politiek en cultureel statement in een tijd waarin de grenzen tussen geloof en politiek vervaagden.’
Wat is voor u persoonlijk het meest inspirerend aan Guido de Brès?
‘Wat mij raakt, is zijn vroomheid en zijn praktische aanpak. Guido had een ongelooflijke studiezin. Hij las alles wat los en vast zat en verwerkte dat in zijn werken. De brief aan zijn vrouw vanuit de gevangenis en woorden in de Geloofsbelijdenis als ‘Niemand heeft ons meer lief dan Jezus Christus’ geven een beeld van zijn persoonlijk geloof en warmte.
Het is ook indrukwekkend om te zien hoe hij met waardigheid naar het schavot ging, zoals beschreven in het martelaarsboek. Dat getuigenis raakt me diep en maakt het werk aan zijn teksten de moeite waard. Dit persoonlijke aspect van Guido maakt hem meer dan een theoloog; hij was een inspirerende geloofsgetuige.
Wat me ook inspireert, is hoe hij, ondanks de omstandigheden, vasthield aan zijn roeping. Hij wist dat zijn werk gevaarlijk was, maar hij zette door. Zijn geloof gaf hem een innerlijke kracht die vandaag de dag nog steeds inspireert.’
Hoe moeten we Guido evalueren binnen de Reformatiegeschiedenis?
‘Guido was geen origineel theoloog, maar dat hoeft ook niet. Hij was een brugfiguur, iemand die de academische theologie naar de gemeente bracht en mensen toerustte. Zijn kracht ligt in het populariseren en toegankelijk maken van complexe theologie. Daarmee heeft hij een eigen rol vervuld in de vroege geschiedenis van de Reformatie.
Hij was ook iemand die compromisloos voor zijn geloof stond, zelfs met zijn leven. Zijn martelaarschap is een krachtig getuigenis dat ons eraan herinnert wat geloof kan betekenen in tijden van vervolging. Voor mij blijft Guido de Brès een inspirerend voorbeeld van een man die in eenvoud en trouw zijn roeping vervulde.
Wat Guido’s verhaal ons leert, is dat trouw en doorzettingsvermogen vaak belangrijker zijn dan intellectuele originaliteit. Zijn leven is een herinnering aan de kracht van geloof en hoe dat geloof zelfs in de donkerste tijden licht kan brengen.’
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 16 januari 2025
De Waarheidsvriend | 24 Pagina's

Bekijk de hele uitgave van donderdag 16 januari 2025
De Waarheidsvriend | 24 Pagina's