Uit het kerkelijk leven.
Is de Ned. Herv. Kerk de Geref. Kerk?
XVI.
We hebben gezien wat de Kerk niet wilde in zake de belijdenisvragen.
We zullen nu nagaan, wat de Kerk ten slotte wél wilde.
Maar ook dat splitst zich weer in 'tgeen zij niet en in 'tgeen zij wel aanvaard heeft.
De vragen van Ds. Douwes waren van dé baan.
De bestaande vragen van art. 39 bleven. Maar dan wendt de moderne meerderheid van de Commissie van rapport het over een anderen kant; en waar men de vragen van art. 39 houden wil, stelt. zij voor om in art. 39 te gaan lezen: „deze of soortgelijke met het Christelijk Hervormd karakter onzer Kerk overeenkomende vragen" (zie blz. 220 Hand. Syn. 1878). Zoo iets dus van „geest en hoofdzaak" — hoewel veel ruimer ook weer door de omschrijving.
De orthodoxe leden van de Synode waren er tegen.
Vooral Ds. K. F. Creutzberg van Arnhem schijnt warm gesproken te hebben, aantoonende, dat men op deze wijze den band aan de belijdenis der Kerk ging doorsnijden en vrgheid zou gaan geven aan alle wind van leer.
Met kracht werd geargumenteerd, dat een dergelijke invoeging door de Kerk niet begeerd werd, gelijk zoovele Prov. Kerkbesturen en Classicale Vergaderingen zich in zake de belijdeniskwestie hadden uitgesproken.
Maar de moderne heeren — Hofstede de Groot Jr. c.s. — zeiden: 't zal wel wennen, 't Zal misschien wat onrust geven in 't begin, maar die storm zal wel bedaren. En trouwens — zoo spraken de moderne heeren — de leden van de Synode moeten zich niet laten intimideeren door de stemmen die hier en daar opgaan; de leden van de Synode moeten daar boven verheven zijn; de leden van de Synode moeten slechts vragen, wat hun geweten hun zegt dat recht is! Ze moeten doen, wat zij meenen dat hun plicht is! (Zie o.a. Handel. Syn. 1879 blz. 257)
En 't slot was, dat die woorden — waardoor ieder predikant .het recht zou krijgen om zelf vragen te maken, overeenkomstig „het Christelijk Hervormd karakter onzer Kerk" — werden ingevoegd, dewijl 11 leden zich vóór en 8 leden zich tegen de invoeging verklaarden.
Voor stemden: de heeren professoren Lasonder en Hofstede de Groot Jr., de secretaris der Synode S. F. van Hasselt, benevens de heeren Reitsma predt. te Groningen, Bruna predt. te Hasselt, Linckens oud-ouderl. te Kampen, Hofstede de Groot Sr. oud-ouderl. te Groningen, van Lakerveld predt. te Helmond, Kaub oud-ouderl. te 's Hertogenbosch, Heerspink predt. te Gieten, Luti Waalsch predt. te Middelburg, van Hoorn predt. te Hoorn, van Duyl predt. te Broek in Waterland en Alingh Prins predt. te Korte Zwaag.
Tegen stemden: de heeren Trip van Zoudtlandt predt. te Hattem, Creutzberg predt. te Arnhem, van den Brandeler ouderl. te 's Gravenhage, Janssen predt. te St. Anna ter Muiden, Verhoeff predt. te Utrecht, Roodhuyzen ouderl. te Veenendaal, Pleyte oudouderling te Leeuwarden, en de President Ds. G. Molenkamp te Delft.
De Synodale molen maalt langzaam. Want wat de Synode voorloopig aanneemt, moet een rondreis door de heele Kerk maken en het gebeurt niet zelden dat van de voorloopig aangenomen wetsverandering door de volgende Synode nog al heel wat wordt gewijzigd. Zoo ook nu.
In de Synode van 1879 werd rapport uitgebracht in zake de wijziging van art, 39 Regl. Godsd.onderwijs, wat betreft de meening van de Prov. Kerkbesturen, de Class. Vergaderingen enz.
De Commissie van rapport bestond uit de heeren E. T. Kruyff hoogleeraar te Groningen, P. Hofstede de Groot oud-ouderling te Groningen, A. H. van der Hoeve ouderling te Keppel, J. P. Bruinwold Riedel predt. te Waaxens en G. van Duyl te Broek in Waterland.
Dit rapport kan in 3 stukken verdeeld worden:1 hoe het oordeel der Prov. Kerkbesturen was; 2 hoe de Class. Vergaderingen er over dachten; 3 wat onderscheidene Kerkeraden van oordeel waren.
Wat de Prov. Kerkbesturen betreft, lezen we in het rapport: „dat ten opzichte van de verandering in art. 39 zich tegen verklaard hebben 3 Prov. Kerkbesturen eenparig nl. Z.Holland, Utrecht en Overijsel; en van de leden der overige Besturen tezamen 16; — dat ér zich voor verklaard hebben 2 Prov. Kerkbest. eenparig nl. N.Holland en de Waalsche Commissie; terwijl er zich 4 Prov. Kerkbest, in meerderheid voor verklaarden nl. Gelderland (5 leden voor en 4 leden tegen); Friesland, ]S[.Brabant met Limburg en Drenthe."
Uitgenomen N.Holland (want de Waalsche Commissie is eigenlijk geen Prov. Kerkbest. maar wordt slechts gerekend dit te zijn) was er dus geen enkel Prov. Kerkbestuur eenstemmig voor, terwijl er 3 Besturen zich eenparig tegen verklaarden.
Wat het rapport aangaande de CLASS. VERGADERINGEN bericht komt hierop neer, dat tegen waren de Class. Vergaderingen van: Goes, Dordrecht, Sneek, Zwolle, Franeker, Bommel, Gouda, Coevorden, Tiel, Zutfen, Amsterdam, Arnhem, Amersfoort, Wijk, Utrecht, Zierikzee, Harderwijk, Hoorn, 's Hertogenbosch, Middelburg, Leiden, Deventer, Meppel en Groningen — zijnde 24 in getal.
De gronden waarop deze Class. Verg. tegen waren zijn ongeveer de volgende: sommige van dezen achtten de bijvoeging „boogstbedenkelijk, omdat ieder predikant zijn gevoelen in het woord „soortgelijk" kan neerleggen"; „dat door deze bijvoeging in art. 39 feitelijk wordt opgeheven en daarbij alle waarborg is weggenomen, dat zij, die als lidmaten der Nederl. Hervormde Kerk worden aangenomen, het Evangelie der Schriften zijn toeoedaan."
De Class. Verg. van Wijk verklaarde „een sterken afkeer" te hebben tegen deze bijvoeging.
Anderen meenen, dat de bijvoeging aanleiding zal geven tot wanorde en willekeur. Weer anderen vinden het woord „soortgelijke" nevelachtig en onbestemd en keuren daarom de bijvoeging af.
Eéne Class. Vergadering acht de voorgestelde wijziging „geheel onmogelijk" als in strijd met art. 11 Algemeen Reglement, daar zij aan de predikanten de vrijheid zou geven om „de belijdenis der Kerk geheel op zijde te schuiven en het aan ieders willekeur zou zijn overgelaten te bepalen wat al of niet met het Christelijk Hervormd karakter der Kerk zou overeenkomen en men alzoo allen waarborg zou missen, dat de voorgestelde vrijheid niet ten koste der waarheid zal worden misbruikt." Bovendien verklaart zij, dat de meeste Kerkeraden onder haar ressort niet zouden kunnen medewerken om zulke bepalingen als wettig te erkennen en aan haar rechtsgeldigheid toe te kennen. Liever zou zij het Kerkverband zien opheffen, dan mee te werken aan de verloochening van het eeuwig fundament, dat gelegd is, nl. Jezus Christus.
De Class. Vergaderingen die vóór stemden waren: Leeuwarden, Winschoten, Onderdendam, Maastricht, Eindhoven, Assen, Appingedam, Alkmaar, IJzendijke, Brielle, Edam, Zierikzee, Dokkum, Middelburg, Breda en de Waalsche Réunie — zijnde 16 in getal; waarbij er éen is, waarvan vermeld staat, dat 34 van de 77 leden uitdrukkelijk verzochten aan de Synode kenbaar te maken, dat zij er'zich tegen hadden verklaard.
Het rapport dat uitgebracht werd om de meening der KERKERADEN kenbaar te maken behelst ongeveer het volgende :
tegen verklaarden zich: Leiden, Hillegersberg, N. en St. Joostland, Zelhem, Exmorra en Allingawier, Hazerswoude, Minnertsga, Harmeien, Amstelveen, Apeldoorn, Veenendaal, Loosduinen, Doesborgb, Kampen, Arnhem, Dalfsen, Overlangbroek, Valkenburg, Woerden, Zeist, Schoonhoven, Abcoude, Sloten (N.H.), Bloemendaal, 's Graveland, Leimuiden, . Nijkerk (Veluwe), Hengelo (cl. Zutphen), Bath en Rilland, Warmond, Leiderdorp, Poortvliet, Vlissingen, Almkerk, Wageningen, Mijnsheerenland, Axel, Austerlitz, Breukelen en Broek op Langendijk.
Deze 40 Kerkeraden vereenigden zich met een adres van den Kerkeraad van Leiden, waarin o. m. stond: dat de Leidsche Kerkeraad zich geroepen achtte aan de hoogste, wetgevende, rechtsprekende, besturende macht der Kerk te verklaren, dat hij in de verandering van art. 38 G. O. het tegendeel ziet van zorg Voor de handhaving der leer, waartoe in de eerste plaats die macht geroepen is; dat hij met het oog op de waarborgen in arf. 61 Algem. Regl. genoemd, der Synode het recht betwist, om zoodanige verandering vast te stellen; dat hij mitsdien aan die verandering geen kracht van wet toekent, en, zich wenschende te houden aan 'tgeen art. 11 Algem. Regl, voorschrijft, ook niet voornemens is, in voorkomende gevallen zich aan deze verandering gebonden te achten, waarbij hij de hoogste macht aansprakelijk stelt voor alle verstoring van orde en eendracht, welke daarvan het gevolg mocht worden, "
Tegen verklaarden zich voorts de Kerkeraden van: N. Beierland, Leksmond, Wons, O. Beierland, St, Maartensdijk, Reitsum, Wemeldinge, Giessen en Rijswijk, Westmaas, Woudsend, Jutrijp, Nijmegen (Waalsche Gemeente), Bruchem, Oud-Alblas, Opperdoes, Haarlem, Joure, Twello, Kralingen, Schiedam, Rotterdam (Schotsche Gemeente), Rotterdam (Ned, Herv, Gemeente), Sneek (biz. Kerkeraad), Bruinisse, Oosterbierum, N, Loosdrecht, Nijmegen (biz. Kerkeraad), Zutphen (biz. Kerkeraad), Aalsmeer, Cortgene, Wijk bij Duurstede, Cothen, Weesp, Oppenhuizen, Harliugen, Charlois, Bodegraven, Rijnsburg, Koudekerk, Wanswerd, Hedel, Workum, Ter Aar, Groningen (biz, Kerkeraad), Monnikendam, Oostburg, Oud-Loosdrecht, Spijk (Gr.), Thamen a. d. Amstel, Scherpenisse, Lutten, Renswoude, Werkhoven, Biezelinge, Leersum, Rhenen, Odijk, Houten, Eist bij Amerongen, Bunnik en Driebergen.
Deze 61 Kerkeraden sloten zich meer of minder aan bij een adres van het Classicaal Bestuur van Wijk bij Duurstede aan de Synode gezonden of aan de missive van het Hoofdbestuur "der Confessioneele Vereeniging d.d. 10 Juni 1879.
De gronden in deze adressen waren ontleend aan Gods Woord, art. 11 Algem. Regl. en het juiste Kerkbegrip. Bedoelde Kerkeraden verklaarden, „dat zij niet zullen en niet kunnen medewerken "aan de uitvoering van art. 38 G. O. en zij verzochten dringend de voorloopig aangenomen verandering van art. 39 G. O. terug te willen nemen en geen nieuwe voorstellen te doen, welke de aan hun geweten en hunne-belofte getrouwe leden der Kerk de gehoorzaamheid onmogelijk zouden maken."
Tegen verklaarden zich verder de Kerkeraden van: Middelburg, Goes, Voorthuizen, Baambrugge, Zwifndrecht, Woudenberg, Wilp, Barneveld, Neerlangbroek, Utrecht, Wagenborgen, Steenwijkerwold, Ravenswaay, Wolfaartsdijk, Wezep, Hattem, Vreeswijk, Klundert. Tijnoord, Zevenbergen, 's Gravenhage, Heeg, Schalkwijk, Katwijk aan Zee, Scheveningen. Delft, Lemmer, Oegstgeest, Hendrik-Ido-Ambacht, Ridderkerk, Dordrecht, Dedemsvaart, Jaarsveld en Enschede — zijnde nog 34 in getal
Hierbij is aangeteekend, dat Enschede adhaesie schonk aan de Nederlandsche Hervormde Predikanten-Vereeniging — en verder dat, waar deze adressanten meest een verschillenden vorm hadden gekozen voor hun schrijven, allen een krachtig votum van afkeuring doen hooren.
Voorbeelden van afkeuring worden dan nog genoemd uit enkele adressen. Zoo schrijft de Kerkeraad der Schotsche gemeente te Rotterdam, dat hij op intrekking van art. 38 aandringt met' het oog op het welbegrepen belang van het niet fictief, maar nog immer positief Christelijk karakter der Ned. Herv. Kerk.
Haarlem spreekt zijn groot leedwezen uit over de veranderingen door de Synode gemaakt of voorgesteld in het Regl. op het Godsdienstonderwijs. Wordt de voorloopig aangenomen verandering van art. 39 tot wet verheven, dan is ook de laatste waarborg weggevallen voor het belijdend karakter der Kerk.
Rotterdam merkt o. a, op, dat volgens bet onlangs in werking getreden art. 38 op den Kerkeraad de verplichting zou rusten elke geloofsovertuiging of ook elk gemis aan geloofsovertuiging toe te laten bij hen, die wenschen te worden aangenomen, wanneer enz. — Alzoo is door de Synode de volledigste concessie voorbereid voor hetgeen zich de moderne opvatting van het Christendom noemt. Schijnt zij vrijheid te vinden om voor den Naturalist de deur open te zetten, zij mag niet vergeten dat de' kinderen des huizes gewetenshalve gebonden zijn aan hetgeen zij van den Heer der Gemeente ontvangen hebben.
De bijzondere Kerkeraad van Nijmegen kan zich bezwaarlijk vereenigen met de wijze, waarop de wetsverandering is vastgesteld. Hij herinnert er aan, dat de Commissie, die in de Synodale Vergadering van 8 Aug. '78 verslag uitbracht over de consideratiëu der Class. Vergaderingen, getuigen moest: „43 waren tegen, 2 voor de voorgen. wijziging." Verder verwijst hij naar de Synodale Handelingen van '78 blz. 202—220.
's Gravenhage verklaart in 't geweten bezwaard te zijn de rechtskracht van art. 38 te erkennen en voegt er den wensch bij, dat de Synode de artt. 88 en 39 nog eenmaal in ernstige overweging neme om de bezwaren uit den weg te ruimen.
Goes moet protesteeren tegen de wettiging der wel feitelijk bestaande, maar niet wettig erkende terzijdestelling van art, 11 Algem, Regl,
Groningen geeft zijn bezwaar te kennen tegen art, 38, Daarbij geeft art, 39 geen waarborg; de meest willekeurige, met de historische beteekenis der woorden en met de belijdenis der Kerk strijdige uitlegging der daarin voorkomende belijdenisvraag zou door de Kerkeraden moeten worden toegelaten.
Delft eischt van de Synode, dat zij zich rekenschap geve van haar besluit, als genomen in strijd met art. 11 Algem. Regl. en protesteert ten sterkste tegen haar besluit.
Wemeldinge acht het zedelijk onmogelijk om zich ooit of immer aan de nieuwe redactie van art, 38 te onderwerpen en Schiedam verzoekt, het noodlottige besluit weer in te trekken.
Genoeg — om te doen zien, dat er tal van Kerkeraden waren, die duidelijk hun afkeuring te kennen gaven en luide hun protest lieten hooren, waar de Synode alles wat de belijdenis der Kerk aanging op losse schroeven wilde gaan zetten.
Ook buiten de Kerkeraden en kerkelijke vergaderingen om werden er nog protesten naar de Synode gevonden.
Zoo kwam er een adres in van de Nederlandsche Hervormde Predikanten-Vereeniging, te Utrecht 30 April 1879 vergaderd, houdende verzoek, om op artikel 38 G.O. terug te komen en de voorgestelde verandering in artikel 39 niet vast te stellen.
„Zij meent niet verantwoord te pijn, wanneer zij niet hare smart uitspreekt over het besluit, dat de Synode te dien opzichte in het vorige jaar heeft genomen. Daardoor toch wordt feitelijk het belijdend karakter der Kerk opgeheven, vooral als de voorloopig aangenomen redactie van art, 39 wordt goedgekeurd. Daartegen moeten de adressanten met nadruk protesteeren.
Meene al de Synode, dat door het behoud van artikel 38 en wijziging van artikel 39 de Kerk voor uiteen spatting bewaard zal blijven, het tegendeel is het geval. Immers veJe predikanten en gemeenteleden hebben zich reeds afgevraagd, of zij zich aan die bepalingen zouden kunnen onderwerpen. Daarom dringt zij er op aan, om dat artikel in zijn ouden vorm te herstellen. Indien niet, dan stelt zij de Synode aansprakelijk voor de zeer ernstige gevolgen, welke daaruit zouden voortvloeien en evenzeer door haar als door de Synode zouden worden betreurd." (Hand, Syn, 1879, blz. 247—248).
Ook zond het Hoofdbestuur der Confessioneele Vereeniging d.d. 10 Juni 1879 een adres, waarin op gronden, ontleend aan Gods Woord en art. 11 Algem. Regl. wordt verzocht de vastgestelde wijziging in art. 38 en de voorgestelde wijziging in art. 39 R, G. O, niet te bestendigen, maar terug te nemen, (Hand, Syn. 1879, blz. 239—240).
Welk laatste adres werd overgenomen of gesteund door de afdeelingen der Confess. Vereeniging te: Leiderdorp, Voorschoten, Pijnakker, Rossum, Benschop, Hillegom, Sluis, Winterswijk, West-Kapelle, Witmarsum en Bleiswijk,
Natuurlijk waren er ook tal van Kerkeraden en personen die er vóór waren, dat de wijzigingen zouden worden bevestigd en bestendigd.
Maar met recht mag gezegd worden — ook in het rapport wordt het geconstateerd — dat er in het midden van de Kerk een geweldige tegenstand was, rakende de Voornemens van de moderne leden der Synode.,
Zou men er acht op geven ? We zullen zien, (Wordt vervolgd.)
Catechiseeren.
Vader Brakel schreef eens: „Ik kan niet sien, hoe een Predikant met een goet gemoedt kan leven ende sterven, die sijn werk niet maeckt van Catechiseren; want het volk is doorgaens onwetende, en de vloeyende Predikatien sijn niet bequaem om den onwetenden de eerste beginselen van Waerheyt ende Godtsaligheyt in te planten, daertoe is Catechiseren het bequaemste middel, 't welk is het selfde als Prediken; maer de maniere is verscheyden."
In de 15de zitting der Dordtsche Synode (28 Nov. 1618) werd o.a. gezegd: „wij twijfelen ook niet, of de grootste oorzaak, waarom zoovele ketterijen en nieuws leeringen overal plaats grijpen, is nalatigheid in het catechiseeren. Want waar geen vast fundament der godzaligheid wordt gelegd, daar is het niet mogelijk, of het volk moet met allerlei wind der leer her-en derwaarts gedreven worden."
En Dr. A. Kuyper Sr. schrijft in zijn Encyclopedie der Heilige Godgeleerdheid, Deel III blz. 505: „ De ervaring heeft, steeds geleerd hoe de predikatie met de Catechese op en neer gaat, In een gemeente, die slecht gecatechiseerd is, daalt de rijkdom en het karakter ook der prediking; en omgekeerd, waar de Catechese bloeit, verheft ook de prediking zich uit haar armoede tot meerderen welstand."
Dit zijn zeer zeker woorden die door predikanten ter harte zijn te nemen. Vooral onze gereformeerde predikanten moeten deze gulden regelen noteeren. En wie men ook een verwijt kan doen, van de gereformeerde predikanten in onze Herv. Kerk moet men nooit met recht kunnen zeggen: dat zij nalatig zijn in het catechiseeren!
Licht en donkerheid.
Ds. V. d. Vlies doet net als andere modernen.
Och, arme ! als er toch eens geen modernen meer in de Herv. Kerk waren. Wat zou het er dan toch treurigheid zijn!
Hoort maar. Hij zegt: ... het is werkelijk te verwachten, dat die toestand ten slotte het toppunt van treurigheid zal hebben bereikt, wanneer (wat de hemel verhoede!) eenmaal alle vrijzinnigen uit „onze Kerk" zullen zijn heengegaan en die Kerk geheel in handen van orthodoxen zal gekomen zijn. Met andere woorden : wanneer het licht niet meer zal schijnen op den kandelaar, maar onder de korenmaat zal zijn geplaatst."
De modernen de licht-dragers. Jammer toch, dat men die nederige menseben zoo weinig waardeert in onze Herv, Kerk,
Men laat ze eenvoudig voor stoelen en banken staan in stad en dorp.
De moderne gemeenten konden zoo uitstekend zijn ....
Och, arme !
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 20 augustus 1915
De Waarheidsvriend | 4 Pagina's

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 20 augustus 1915
De Waarheidsvriend | 4 Pagina's