
UIT DE HISTORIE
HOOFDSTUK II.Want ik ben door de Wet der Wet gestorven, opdat ik Gode leven zoude, vers 19. Dit zijn wonderlijke woorden, en klanken, die men niet licht hoort ; het menschelijk verstand verstaat ze dan ook in het geheel niet. De dingen, die hier aan d ...

UIT DE HISTORIE
Hoofdstuk II. Dat zij verre ! (Slot vers 17). Het is, als wil Paulus zeggen : Christus is géén dienaar der zonde, doch Hij is Schenker van gerechtigheid en het eeuwige leven. De apostel scheidt Christus dan ook ver van Mozes, d ...

UIT DE HISTORIE
Hoofdstuk II. Vervolg vers 17. Is Christus dan een dienaar der zonde ? Wij hebben hier wederom een Hebreeuwsche manier van uitdrukken, waarvan Paulus zich ook in 2 Korinthe 3 vers 7—9 bedient. Hij handelt daar op verhevene en held ...

UIT DE HISTORIE
Hoofdstuk II. Vervolg vers 17. Men lacht ons, die zoo naarstig bezig zijn met het inscherpen van en aandringen op geloof, uit, zeggende : ha, ha ; geloof, geloof ? : wacht daar maar mee, totdat ge in den hemel komt. Streef maar naar hoogere dingen. Vervul l ...

UIT DE HISTORIE
HOOFDSTUK II. Opdat wij zouden gerechtvaardigd worden uit het geloof, en niet uit de werken der wet. Al deze woorden moet men met nadruk lezen, daar zij van groote beteekenis zijn. Gelijk ik reeds gezegd heb, spreekt Paulus hier niet zoozeer over de ceremonieele w ...

UIT DE HISTORIE
Hoofdstuk II Nadat wij onderricht hebben gegeven in de leer van het geloof in Christus, zetten wij thans ook die aangaande de goede werken uiteen. Daar gij Christus door het geloof aangenomen hebt, door Wien gij gerechtvaardigd zijt, moet ge nu ook aanvangen, goede werken te verric ...

UIT DE HISTORIE
HOOFDSTUK II. De apostel onderwijst Petrus, dat de rechtvaardiging alleen geschiedt uit het geloof ; niet uit de werken, vers 15—21 Vervolg vers 16. Het is voldoende duidelijk, dat de paus, benevens zijn bisschoppen, leeraars en monni ...

UIT DE HISTORIE
HOOFDSTUK II. Boven heb ik reeds uiteengezet, dat velen het Evangelie hebben, doch niet de waarheid van het Evangelie. Zoo zegt Paulus hier, dat Petrus, Barnabas en de andere Joden, niet juist wandelen naar de waarheid van 't Evangelie, dat wil zeggen: zij ...

UIT DE HISTORIE
Paulus wederstaat Petrus, vers 11-14. (II). Want eer sommigen van Jacobus gekomen waren, at hij mede mét de heidenen, vers 12. De heidenen, die tot het geloof bekeerd waren, aten spijzen, welke in de Wet verboden waren. Diezelfde spijzen at ook Petrus, zo ...

Uit de historie
HOOFDSTUK II. Paulus wederstaat Petrus, vers 11—14. (1). En toen Petrus te Antiochië gekomen was, wederstond ik hem in het aangezicht, omdat hij te bestraffen was, vers 11. Paulus gaat met zijn wederlegging voort, en zegt, dat hij nie ...