
Psalm 128.
Welzalig moet hij wezen, die nooit iets liever had dan God den Heer' te vreezen, te wand'len op Zijn pad.Gij zult den arbeid eten, door eigen hand gedaan; welzalig zult gij heeten; 't zal u voorspoedig gaan.Uw huisvrouw zal ontluiken in 't binnenste vertrek, gelijk aan wingerdstruik ...

Psalm LXXIX.
o God, de heidenen zijn gekomen; reeds keerden zij Uw Eigendom, Uw stad. Uw Tempel, ingenomen, tot rookende ruïnen om. Men strekt de lijken Uwer knechten voor 't krijschend roofgevogelte uit en werpt het vleesch van Uw gerechten het vraatziek roofdier tot een buit.Als water wordt hun bloed ...

Psalm 86.
Neig, Jehovah, neig Uw ooren; wil mij in den nood verhooren, want gedrukt en arm ben ik. Red mijn ziel uit angst en schrik, want ik ben Uw gunst deelachtig. O, mijn God, betoon U machtig; red Uw knecht, die U betrouwt. Op Uw hulp zijn hope bouwt.s Heer', mijn God, wees mij genadig: 'kroep ...

Psalm XXXVIII.
Wil mij niet in toorn vervolgen, noch, verbolgen, onmeedoogend straffen, Heer', want het treffen van Uw schichten doet mij zwichten en Uw hand drukt zwaar mij neer.Ach, niets heels bleef aan rnijn leden, afgestreden door Uw gramschap, weggeweend; niets gezonds wordt om mijn zonden meer gev ...

Nieuwjaar 1914.
(Psalm XXXIX.) Ik zeide: ik zal mijn weg bewaren, dat zonde niet myn tong vervoer'; 'k zal met een toom mqn mond bezwaren zoolang de zondaar mij beloer'.Ik was verstomd door 't lange zwijgen; 'k zag af van 't goede, maar mijn smart werd duldeloos bij 't angs ...

Kerstmis.
Geen Eden vondt Ge op aarde, een tranendal, o Christus, Wien de Heemlen toebehooren. 't Heelal verstomt: zijn Koning wordt geboren als menschenkind in Bethlems beestenstallMessias, ja, om onzen helleval gaaft Gij U in dien Hemelval verloren, 't Heelal aanbidt en met der Englen koren paart ...

Verrijs en leef!
Dat was de steen, die mij in 't graf besloot met centnaarslast, de last van 's Heeren toren: „in zonde en schuld gevallen en verloren, van God vervreemd, verdorven, stervend, dood!"Dat was Gods stem, die mij het heil gebood, den steen verbrak, de blijde maar deed hooren: „verrijs en leef; ...

Een nieuw lied.
(Psalm XCVIII.) Zingt, zingt den Heer' die wondren werkte, een nieuw gezang, een lofgedicht! Zijn heilige arm. Zijn hand der sterkte heeft hulpe en heil Zich-zelf gesticht. Nu wil de Heer' die hulp verkonden, dat heil verbreiden over de aard; voor 't oog der volkre ...

Een levensvraag.
„Een wolkkolom des daags, een vuur zuil in den nacht!" Zoo leidde God zijn volk ten diensthuize uit; zoo togen zij droogvoets door de zee; zoo werden zy voor de oogen van Pharo's zinkend heir in veiligheid gebracht.Nog legert God de Heere een hoedende Englenwacht rondom de kleine schaar, d ...

De lofzang in stilheid.
(Een lied zonder woorden.) Welzalig die in 's Heeren Tempelhoven, de hoornen grijpend van 't Altaar, mag wonen, om gestadig daar, als in zijn nest de zwaluw. God te loven.Bij 't Heilige is het veilig, en daar rooven de rust hem onheil noch gevaar; daar wordt ...